Europa heeft nood aan een verenigd handelsbeleid
De Belgische voedingsindustrie is een wereldspeler, met bijna de helft van haar omzet uit export. Maar onze positie staat onder druk. Protectionisme, handelsbarrières en oneerlijke concurrentie spelen in ons nadeel. We hebben nood aan een verenigde Europese aanpak, waarin Europa met één stem spreekt en kiest voor een eerlijk en ondernemersvriendelijk beleid. Want als we goed samenwerken, kunnen we een sterke handelspartner blijven, binnen en buiten Europa.
Internationale handel is een belangrijke levensader voor de Belgische voedingsindustrie
Met een omzet van 83,2 miljard euro in 2024, waarvan bijna de helft uit export, is de Belgische voedingsindustrie een echte wereldspeler. We excelleren als ’s werelds grootste exporteur van diepvriesaardappelproducten, behalen zilver voor chocolade en zijn Europa’s grootste exporteur van diepvriesgroenten. Import speelt ook een cruciale rol: zo heeft Antwerpen de grootste koffiehaven ter wereld, en passeert nagenoeg al het sinaasappelsap voor de Europese markt via de haven van Gent. In totaal importeerden we in 2024 voor 32,1 miljard euro aan goederen. Met een export van 39,6 miljard euro resulteert dat in een positieve handelsbalans van 7,5 miljard euro.
Kortom, internationale handel is van vitaal belang voor de Belgische voedingssector. We opereren in een mondiale productieketen en halen onze grondstoffen bij voorkeur uit België, maar indien nodig ook uit andere landen. Toch verliezen we marktaandeel op exportvlak, binnen én buiten Europa, onder meer door concurrentiehandicaps zoals de loonkost, energiekost en fiscale druk. Zowel op Europees, federaal als regionaal niveau moet nu opgetreden worden om onze internationale concurrentiepositie te versterken.
We hebben een Europees gelijk speelveld nodig …
Driekwart van onze Belgische export blijft binnen de Europese Unie. Het merendeel gaat naar onze buurlanden, maar ook Italië, Spanje en Polen zijn belangrijke exportmarkten. Helaas verstoren protectionistische maatregelen en de versoepeling van de Europese staatsteunregels de interne markt. Zo verplicht Frankrijk extra etiketteringsregels die lokale producten en grondstoffen bevoordelen. En onder meer in Frankrijk en Duitsland krijgen bedrijven via zware subsidies onevenwichtige steun. Op die manier worden er investeringen in andere landen, zoals België, afgesnoept.
Fevia pleit daarom voor striktere staatsteunregels op Europees niveau en het tegengaan van goldplating op nationaal niveau, zodat onze bedrijven eerlijk kunnen concurreren. Zeker nu de internationale handel onder druk staat, moeten we binnen Europa kansen creëren voor onze industrie. Onze nationale en regionale overheden moeten EU-wetgeving omzetten rekening houdend met de geografische, economische en sociale kenmerken van ons land, en dus meer aan maatwerk doen. Onze beleidsmakers hebben die boodschap goed begrepen en zetten die nu hopelijk ook om in concrete acties.
... en Europa als ambitieus handelsblok
Een kwart van onze export gaat naar landen buiten de EU, en daar ligt ook de grootste groei. De top 5 evolueerde sterk het voorbije decennium. Sinds de Brexit is het Verenigd Koninkrijk onze eerste overzeese afnemer (3,8 miljard euro in 2024). Dankzij een grondige voorbereiding op de ingrijpende veranderingen staan we sterker dan ooit op de Britse markt. Een voorbeeld bij uitstek van wat je via een doorgedreven publiek-private samenwerking kan bereiken.
Onze eerste echte verre exportmarkt is de Verenigde Staten, goed voor 1 miljard euro omzet in 2024. Er hangt echter een tarievenoorlog boven ons hoofd, die onze handelsrelaties dreigt te beschadigen. We roepen de EU op om het hoofd koel te houden en te streven naar de-escalatie. Als we uiteindelijk toch tegenmaatregelen moeten nemen, moeten die gericht blijven op een beperkt segment aan producten. Een spill-over naar niet-geviseerde sectoren zoals de onze moet vermeden worden, want dan worden steeds meer sectoren in het conflict meegesleurd.
Daarnaast zijn Europese handelsakkoorden met strategische partners een belangrijke hefboom om de internationale concurrentiepositie van de voedingsindustrie te versterken. Het handelsakkoord tussen de Europese Unie en de Mercosur-landen, bijvoorbeeld, biedt nieuwe exportmogelijkheden en garandeert toegang tot essentiële grondstoffen. Hetzelfde geldt voor Australië. De onderhandelingen over een handelsakkoord sprongen in 2022 echter af op onenigheid rond duurzaamheidsregels en geografische aanduidingen.
De EU past strikte sociale, milieu- en voedselveiligheidsnormen toe. Handelsakkoorden zijn hét instrument bij uitstek om ervoor te zorgen dat geïmporteerde goederen voldoen aan onze eisen. Ook bieden ze een gepast kader om gevoelige sectoren waar nodig te beschermen.
Een sterke, betrouwbare partner
In een wereld in snelle verandering is het nu het moment om pragmatisch te handelen en als betrouwbare handelspartner relevant te blijven. Zo niet, riskeren we verder marktaandeel en economische kansen te verliezen. Handelsakkoorden niet volledig goedkeuren, zodat ze maar “provisoir” in werking kunnen treden zoals bij CETA, of goedkeuringsprocedures die jaren in beslag dreigen te nemen zoals bij Mercosur… het komt onze bedrijven niet ten goede.
En dat terwijl handelsakkoorden net gekaderd zijn binnen internationale afspraken rond arbeid, handel en duurzaamheid, én binnen de Europese wetgeving. Ze bieden een solide basis om met andere handelsblokken samen te werken als partners en te convergeren in standaarden en normen. De grootste moeilijkheid ligt voor onze bedrijven trouwens niet bij het internationale kader, maar bij het Europese. Ze moeten voldoen aan een lawine aan regels, die hen in een competitief nadeel stellen en de EU zelf steeds moeilijker maakt om akkoorden met andere handelsblokken te sluiten.
Toch is Europa, wanneer het verenigd is en met één stem spreekt, een sterke speler, ook tegenover grootmachten zoals de Verenigde Staten, China en Rusland. Wij zijn ook voor hen een belangrijke export- en importmarkt. We mogen ons gewicht op dat vlak niet onderschatten en moeten het lef hebben om het te gebruiken. Om die positie ook in de toekomst te behouden, moeten we ervoor zorgen dat onze bedrijven kunnen blijven meespelen op het internationale toneel.
Onze Belgische voedingsbedrijven hebben daarom nood aan een verenigd ondernemersvriendelijk beleid op Europees, federaal en regionaal niveau om een “Small country. Great food.” te kunnen blijven. Fevia pleit voor meer samenwerking en een doordacht beleid: met een regelgevend kader en gerichte financiering smaakt de toekomst van de Belgische voedingsbedrijven naar meer.