De Europese agenda neemt vaart: wat onthouden we van de recente initiatieven?
Brussel komt in een stroomversnelling. In een paar weken tijd werden verschillende belangrijke Europese teksten voorgelegd. Naast industriële ambities, een administratieve vereenvoudiging en een agrovoedingsvisie op lange termijn, wil de Commissie een competitiever, duurzamer en minder bureaucratisch Europa creëren. Hoewel sommige initiatieven een echte vooruitgang inhouden voor onze sector, betekenen andere initiatieven een reeks onafgewerkte zaken. Fevia bekijkt het van dichterbij en rekent erop dat onze overheid haar invloed laat gelden in de komende onderhandelingen.
Een veelbelovende Clean Industrial Deal
Op 26 februari stelde de Europese Commissie haar Clean Industrial Deal (CID) voor. De CID is een overkoepelende groeistrategie voor competitiviteit, decarbonisatie én herindustrialisering. Let wel, deze CID is een niet-wetgevende communicatie en bevat enkel aankondigingen voor toekomstige initiatieven, wetgevend en niet-wetgevend. Hij focust vooral op 2 sectoren, de energie-intensieve industrie en clean tech, en identificeert 6 business drivers voor het succes van de industrie in de EU: (1) Betaalbare energie; (2) Lead markets: vraag naar schone producten en aanbod stimuleren; (3) Financiering; (4) Circulariteit en toegang tot materialen; (5) Wereldwijde markten en internationale partnerschappen en (6) Vaardigheden.
Welke kansen biedt de CID voor onze sector?
Hoewel de voedingsindustrie niet echt tot de focussectoren behoort van de CID (behalve onze energie-intensieve bedrijven dan), is deze aankondiging van initiatieven zeker relevant voor onze sector, in het bijzonder twee ervan.
- De eerste is de toegang tot betaalbare energie als voorwaarde voor het concurrentievermogen van de industrie. Een belangrijke pijler hierbij is het verlagen van de energiekosten. De CID schuift initiatieven naar voren zoals het ontwerpen van nieuwe methodologieën voor netwerktarieven, het verlagen van de belastingtarieven op elektriciteit, richtsnoeren voor het gebruik van het overheidsbudgetten om netwerktarieven te verlagen of extra kosten te dekken die voortkomen uit maatregelen om de decarbonisatie te versnellen… Fevia zal er politiek vooral ijveren dat ook kleine energie-intensieve bedrijven onder deze initiatieven vallen. We zullen daarbij onze federale en regionale overheden aansporen om dit op Europees niveau mee te verdedigen.
- Een tweede initiatief waar wij als Fevia groot belang aan hechten, is de Circular Economy Act. We verwelkomen de ambitie in de CID om de Europese industrie koploper te maken op het gebied van circulariteit. De Circular Economy Act biedt daarbij een waardevol kader dat moet zorgen voor een geharmoniseerde aanpak op EU-niveau. Vandaag zien we echter dat gewesten, lidstaten en soms zelfs regio’s, een andere benadering en aanpak hanteren van circulaire goederen.
Fevia pleit absoluut voor deze geharmoniseerde aanpak zodat waardevolle secundaire grondstoffen zoals die uit de voedingsindustrie vrij kunnen circuleren binnen de interne markt. We roepen onze overheden op om binnen Europa aan te dringen op een versnelling van dit dossier, zodat de Circular Economy Act sneller gerealiseerd wordt dan het nu voorziene vierde kwartaal van 2026.
Een Omnibus-wetgeving voor vereenvoudiging
Op 13 maart presenteerde de Europese Commissie een eerste reeks wetgevingsmaatregelen, genaamd 'Omnibus' om bepaalde duurzaamheidsverplichtingen te vereenvoudigen. Het aangekondigde doel is om de reglementaire druk op bedrijven te verminderen om zo hun concurrentiepositie binnen de EU te ondersteunen. De maatregelen omvatten o.a. een verlichting van de eisen met betrekking tot de Corporate Sustainability Reporting Directive (CSRD) en de Corporate Sustainability Due Diligence Directive (CSDDD).
Welke gevolgen heeft dit voor onze bedrijven, in het bijzonder voor de kmo's?
In september 2024 kopte Fevia: "Duurzaamheid: administratieve overdaad schaadt". Zonder het belang van de verschillende Europese wetgevingen in twijfel te trekken, pleitten we voor een vereenvoudiging ervan. Het voorstel van de Europese Commissie is dan ook een stap in de goede richting.
- De meest concrete wijziging die wordt voorgesteld is een verhoging van de drempel voor bedrijven die niet-financiële gegevens moeten rapporteren (CSRD), alsook een uitstel van de toepassingstermijnen met twee jaar. Voor de Belgische voedingssector betekent dit een zeer aanzienlijke vermindering van het aantal bedrijven dat onder de rapporteringsverplichting valt. De nieuwe voorstellen van de Europese Commissie voorzien immers een verhoging van de drempel voor bedrijven met meer dan 1.000 werknemers op globaal geconsolideerd niveau, wat het toepassingsgebied aanzienlijk verkleint voor onze sector, bestaande uit meer dan 90% kmo's. In werkelijkheid zouden slechts een tiental in België gevestigde voedingsbedrijven die deze drempel overschrijden, hierbij betrokken blijven.
- Anderzijds zou de impact op kmo's bijna onveranderd kunnen blijven, aangezien grote bedrijven en de financiële sector nog steeds gegevens zullen moeten opvragen bij hun leveranciers om aan hun rapporteringsverplichtingen te voldoen. In haar voorstel kondigt de Commissie echter een vereenvoudiging van de tools en een strikter kader voor de verplichtingen aan via beschermende normen die de vereisten van de grote spelers met betrekking tot hun waardeketen moeten omvatten. Het valt echter nog te bezien hoe dit in de praktijk zal uitpakken.
Welk standpunt innemen?
In afwachting van de afronding van het Omnibus-project – na afloop van de besprekingen tussen de Europese Commissie, het Europees Parlement en de Raad – roept Fevia de Belgische overheid en de betrokken bedrijven op tot pragmatisme en gematigdheid.
De CSRD-richtlijn is in haar oorspronkelijke versie al omgezet in Belgisch recht, maar het zou niet zinvol zijn om deze strikt toe te passen terwijl ze nog in herziening is. We hopen op een snelle afronding van dit proces zodat er zo snel mogelijk meer duidelijkheid komt voor de bedrijven.
In de tussentijd is het essentieel om eenvoudige en pragmatische hulpmiddelen te bieden, om vooral kmo's te helpen reageren op het toenemende aantal gegevensverzoeken. Fenavian, de Belgische federatie van de verwerkende nijverheid van vlees, andere eiwitten en bereide maaltijden, heeft zo’n tool ontwikkeld. Fevia bekijkt de mogelijkheid in samenwerking met Comeos om er een gemeenschappelijke oplossing voor de hele voedingssector van te maken. We houden de bedrijven op de hoogte van het verdere verloop van dit project.
Een visie voor landbouw en voeding die zijn doel mist
Op 19 februari onthulde de Europese Commissie haar langverwachte Visie voor Landbouw en Voeding, een strategische roadmap naar 2040. De visie vormt een oplossing voor de toenemende uitdagingen waarmee de agrovoedingssector wordt geconfronteerd, zoals geopolitieke spanningen, extreme weersomstandigheden, dalende rentabiliteit... Ze schetst een kader voor een veerkrachtigere, competitievere, duurzamere en rechtvaardigere agrovoedingsketen, dat kan voldoen aan de verwachtingen van de huidige en toekomstige generaties landbouwers en agrovoedingsoperatoren. Ten slotte heeft ze ook tot doel om de voedingsindustrie meer duidelijkheid te bieden.
Onze analyse
Ondanks de positieve punten hadden we op meer gehoopt! Deze Visie mag dan wel terecht het strategische en economische belang van de landbouw en de voedingssector erkennen, in werkelijkheid blijft ze echter grotendeels gericht op de landbouwwereld. Ze bevat zeer weinig concrete maatregelen gericht op de voedingsbedrijven, terwijl zij net de centrale schakel vormen tussen het veld en het bord!
Als Europa's grootste productiesector koopt de voedingsindustrie 70% van alle landbouwproducten in de Europese Unie. De voedings- en drankindustrie onderhoudt een symbiotische relatie met de landbouw in de EU en staat voor tal van dezelfde uitdagingen, wat betekent dat ook haar behoeften op de juiste manier moeten worden erkend. In de visie ontbreken echter concrete maatregelen om de concurrentiekracht van voedingsbedrijven te ondersteunen, of het nu gaat om investeringen vrijmaken, innovatie stimuleren of bureaucratie verminderen.
Ze behandelt evenmin de kwestie van meer rechtvaardigheid in de relaties binnen de waardeketen, en dit niet enkel voor de boeren. Bovendien is het opvallend dat de laatste schakel in de keten, de supermarkten, nauwelijks wordt genoemd.
De consument is eveneens grotendeels afwezig in deze Visie. Hij wordt alleen genoemd in de context van de korte keten en de kwestie van betaalbare prijzen. Er wordt geen enkele vooruitgang voorgesteld op het gebied van voedingsinformatie, hoewel dit essentieel is. Er is nog steeds geen geharmoniseerd systeem voor voedingswaarde-etikettering op de voorkant van de verpakking (Front-of-Pack), hoewel dit weloverwogen keuzes zou mogelijk maken. Het zou onaanvaardbaar zijn om elke lidstaat zijn eigen gang te laten gaan, want dat zou de regels onnodig ingewikkeld maken, vooral voor bedrijven op kleine markten zoals in België.
De Commissie acht het noodzakelijk een studie te laten uitvoeren over de gevolgen van de consumptie van zogenaamde “ultra-bewerkte” voedingsmiddelen. Als het doel van deze studie is om het debat op een wetenschappelijke manier te objectiveren, dan is dat welkom, maar in een situatie die gedomineerd wordt door vaak emotionele standpunten, kunnen we terecht vraagtekens zetten bij de werkelijke impact ervan.
Kortom, deze visie had een gelegenheid kunnen zijn om een ambitieuze roadmap voor te stellen voor een competitievere, veerkrachtigere en duurzamere Europese agrovoedingsketen. Er worden enkele signalen in die richting gestuurd, maar een groot aantal spelers wordt buiten beschouwing gelaten, met name die in de voedingsindustrie, die onmisbaar zijn voor een geloofwaardige overgang.
Voor Fevia kan deze visie niet ongewijzigd blijven. De parlementsleden en ministers van de lidstaten zullen deze tekst nu onder de loep nemen. Het is essentieel dat de tekst aangepast wordt, zodat deze verschuift van een aanpak die gericht is op landbouw naar een echte visie op het voedingssysteem, waarin elke speler de aandacht en ondersteuning krijgt die nodig is om concurrerend te blijven en vooruitgang te boeken op het gebied van duurzaamheid.