In onze reeks Food & Figures belichten onze experts telkens een kerncijfer van de voedingssector. In deze editie bekijkt Carole Dembour, onze economiste, de resultaten van een enquête van de Europese Commissie over oneerlijke handelspraktijken. Daaruit blijkt dat 44% van de leveranciers van voedingsproducten het slachtoffer is van vergeldingacties door retailers.
In april 2019 keurden het Europees Parlement en de Raad de richtlijn over oneerlijke handelspraktijken in de handelsrelaties in de landbouw- en voedselvoorzieningsketen goed. De richtlijn staat ook bekend als de UTP-richtlijn (Unfair Trading Practices). Om de doeltreffendheid van de maatregelen genomen door de lidstaten in het kader van deze richtlijn te beoordelen, voert de Commissie jaarlijkse enquêtes uit. De laatste enquête levert een aantal verhelderende resultaten op.
Het goede nieuws is dat een zeer grote meerderheid van de respondenten de richtlijn kent: met name 74% van de primaire verwerkers in de voedingsindustrie en zelfs 84% van de secundaire verwerkers. Het slechte nieuws is dat minder dan de helft ervan overtuigd is dat de UTP-richtlijn enige bescherming biedt.
De enquête bevestigt ook dat heel wat voedingsleveranciers af te rekenen krijgen met oneerlijke handelspraktijken, vooral vanwege retailers. 44% van de voedingsbedrijven kreeg er al mee te maken. Bij 19% kwamen die oneerlijke handelspraktijken van de groothandelaren en bij 17% van de primaire verwerkers.
Wat de oneerlijke handelspraktijken zelf betreft, worden commerciële vergeldingsmaatregelen het meest vernoemd en onrechtmatig van de lijst schrappen van het assortiment neemt hier de eerste plaats in. Achterstallige betalingen en eenzijdige contractwijzigingen door de koper vullen het rijtje aan.
Grafiek: Frequentie van UTP’s bij retailers
In België verbiedt de UTP-wet elke dreiging met vergeldingsmaatregelen en het uit het assortiment nemen van producten wordt als voorbeeld genomen. Het is echter zeer moeilijk, bijna onmogelijk, voor een leverancier om de dreiging te bewijzen. Bovendien zal de vrees om de zakenrelatie met de afnemer in gevaar te brengen hem tegenhouden zijn toevlucht te nemen tot de wet. De “fear factor” wordt in de enquête dan ook aangewezen als de belangrijkste reden om geen oneerlijke praktijken te melden.
We willen benadrukken dat 319 respondenten deelnamen aan de tweede enquête, dit is een halvering van het aantal deelnemers van de eerste enquête die 789 respondenten telde. De verdeling van de respondenten naar gelang de positie die zij innemen in de agrovoedingsketen is echter min of meer status quo gebleven.
Om het mogelijk te maken haar weg te vinden in de wetgeving oneerlijke handelspraktijken, maakte Fevia een “wegwijzer eerlijke handelsrelaties" beschikbaar voor haar leden. Deze gids is een work in progress: wij blijven nieuwe vragen en antwoorden toevoegen en houden de informatie actueel. In eerste instatie kijkt de wegwijzer eerlijke handelsrelaties naar de UTP-wet. In een latere fase voorzien we om de wegwijzer te voltooien.