- Nieuws
- Voedingsprijzen: what goes up must come down?
Het lijkt vandaag de vraag die op ieders lippen ligt: wordt onze voeding nog duurder of gaat de prijs stilaan zakken? Om haar leden voortdurend te ondersteunen in deze cruciale kwestie, lanceerde Fevia een exclusief economisch dashboard voor haar leden dat de evolutie van de productieprijzen en verkoopprijzen in detail weergeeft. Laten we eens inzoomen op de verschillende ingrediënten die de prijzen bepalen: verwachten we dat ze binnenkort op een hoger of lager niveau zullen liggen?
Eerste ingrediënt: productiekosten. Hoger of lager?
Hierover kunnen we geen eenduidig beeld schetsen. Terwijl bepaalde productiekosten nog stijgen, dalen andere alweer... Tenminste, zolang alles goed gaat.
Laten we starten met het goede nieuws: volgens de Nationale Bank (Commodity Market Outlook, April 2023) zouden de prijzen van granen en oliën in 2023 (14,1 % en 9,7 % respectievelijk) en in 2024 (1,9 % en 7,8 % respectievelijk) moeten zakken. Dit in de veronderstelling dat de export van granen en oliehoudende zaden uit het gebied rond de Zwarte Zee stabiel blijft.
Daarentegen zullen de prijzen van andere voedingsmiddelen in 2023 stijgen met 2,7% en in 2024 met 0,6%. En voor sommige voedingsmiddelen zullen de stijgingen waarschijnlijk veel groter zijn. Zo moest je in april van dit jaar bijvoorbeeld 812 euro betalen voor een ton witte suiker terwijl dat in december 2022 slechts 655 euro was, en zelfs maar 446 euro in april 2022 (EU, Agri-Portal). Een ander voorbeeld: de prijs van cacao steeg met 25% tussen mei 2022 en mei 2023 (Wereldbank). Je moet teruggaan tot augustus 2016 om een hoger prijsniveau te vinden.
Een gelijkaardige evolutie zien we bij verpakkingen. Zo is de prijs van plastic verpakkingen sinds het hoogtepunt in oktober 2022 met 2,8% gedaald. Blijft wel dat de prijzen in maart nog steeds 12% hoger waren dan een jaar geleden. Anderzijds stijgt de prijs van glazen verpakkingen, en niet zomaar een beetje: + 13,6% tijdens de eerste drie maanden van dit jaar.
De prijzen voor energie blijven wel dalen en dat is goed nieuws voor iedereen. Maar we mogen niet vergeten dat sommige bedrijven recent nog moesten overstappen van een vast contract naar een variabel contract met veel minder gunstige voorwaarden dan ze voordien genoten.
”Dankzij” de automatische loonindexering is de loonkost zowat de enige productiekost waarvoor we de evolutie kunnen voorspellen zonder het risico te lopen ernaast te zitten... De historisch hoge indexering van 10,96% in januari van dit jaar maakte onze voedingsbedrijven opnieuw minder concurrentieel ten opzichte van buitenlandse concurrenten die niet aan dit automatische mechanisme zijn onderworpen.
Tweede ingrediënt: de marge van de bedrijven. Hoger of lager?
Laten we duidelijk zijn: de marge van onze voedingsbedrijven moet verhogen dit jaar! Uit gegevens van de Nationale Bank van België (NBB) blijkt dat de netto operationele marge in onze sector al meer dan tien jaar structureel daalt. Na elke crisis, of het nu de economische en financiële crisis van 2008-2009 was of de explosie van de voedingsprijzen in 2011, de marge wist zich uiteindelijk altijd gedeeltelijk te herstellen.
Dat is niet het geval na de COVID-crisis. De netto operationele marge daalde aanzienlijk: van 3,80% in 2019 tot 3,33% in 2020, om het jaar daarop slechts te stijgen tot 3,37%. Voor 2022 hebben de NBB en het Prijzenobservatorium aangetoond dat de marge van voedingsbedrijven globaal gedaald is en onder het niveau van voor de COVID-crisis gezakt is. En dit is er zeker niet op verbeterd begin 2023 aangezien een deel bedrijven van een vast energiecontract naar een variabel energiecontract zijn moeten overstappen. Bovendien moesten alle bedrijven de automatische loonindexering toepassen.
De bedrijven hebben dus een groot deel van de verhoging van de productiekosten op zich genomen om de impact op de verkoopprijs enigszins te beperken maar ook omdat ze de hogere productiekosten vaak ook onvoldoende aan hun afnemers doorgerekend kregen. Dat is niet houdbaar. In juli 2022 bewees een studie van Graydon dat 4 op de 10 voedingsbedrijven niet over voldoende financiële middelen beschikten om een nieuwe economische schok te absorberen.
Bedrijven moeten niet alleen over een "back-up reserve" beschikken, ze moeten ook in staat zijn de investeringen te doen die nodig zijn om het concurrentievermogen, de innovatie en via die weg ook de werkgelegenheid in de toekomst veilig te stellen en in te spelen op duurzaamheidsdoelstellingen en veranderende consumentenbehoeften. Het is dus noodzakelijk dat de rendabiliteit van bedrijven zich herstelt.
Derde ingrediënt: taksen. Hoger of lager?
Taksen: helaas één van de weinige zekerheden in het leven… En ja, de bestaande lasagne van taksen heeft ontegensprekelijk een impact op de prijs van onze voeding en dranken. Taksen maken onze producten duurder. Hoe gaan ze verder evolueren? Die vraag moeten we voorleggen aan onze politici. Maar wat er nu op tafel ligt baart ons zorgen.
De voorgestelde btw-verhoging van 6% naar 9%, in het kader van de fiscale hervorming, zal leiden tot een verdere toename van het fenomeen van de grensaankopen, die zo kunnen oplopen tot 1 miljard euro per jaar. Uit vorige belastingsverhogingen bleek duidelijk dat er een oorzakelijk verband bestaat tussen taksen, prijzen en grensaankopen. De verhoging van accijnzen op niet-alcoholische dranken in 2016 en 2018 hebben spijtig genoeg deze link bevestigd. Bovendien worden er bij de hervorming geen maatregelen genomen om de loonkloof tussen België en haar buurlanden te verkleinen. Voor de voedingsindustrie is onze loonkostenhandicap momenteel ongeveer 25%. Een dergelijke btw-verhoging zal opnieuw leiden tot loonindexering en dus tot een verdere stijging van de loonkosten, en die kunnen we missen als kiespijn!
We kunnen in dat opzicht ook niet rond de aangekondigde verhoging van de verpakkingstaks heen, die op kruissnelheid 60 miljoen euro zou moeten opleveren. Met andere woorden: nog eens 17% meer dan vandaag al het geval is! Een ander voorbeeld van die onverteerbare fiscale lasagne is de omzetting door de drie gewesten van de nieuwe Europese regels voor zwerfvuilkosten. De Belgische producenten van voedingsmiddelen en dranken zouden wel eens geconfronteerd kunnen worden met een extra financiële last tot vijfmaal zo hoog als die in onze buurlanden!
Conclusie: de politieke keuzes die in de komende maanden zullen gemaakt worden, zullen de evolutie van de voedingsprijzen voor de consument en de concurrentiepositie van onze voedingsbedrijven sterk beïnvloeden.
En nu: kwanta kosta?
Je ziet het, het is niet makkelijk om eenduidig te antwoorden op de vraag hoe voedingsprijzen zullen evolueren. De situatie is voor elk bedrijf anders, afhankelijk van de producten en markten waarin het actief is. Maar het is wel duidelijk dat tal van elementen suggereren dat we ons niet direct moeten verwachten aan aanzienlijke prijsdalingen.
Ten eerste zijn de grondstofprijzen vandaag nog steeds veel hoger dan een jaar geleden. Sommige blijven intussen nog verder stijgen. Laten we ook niet vergeten dat een daling in prijs van de grondstoffen slechts geleidelijk tot uiting komt in de contracten van de bedrijven met hun leveranciers. Ten tweede zijn de loonkosten ook veel hoger en ziet het er niet naar uit dat ze opnieuw zullen zakken... tenzij onze politici er iets aan doen. Ten derde moet de rendabiliteit van onze voedingsbedrijven zich kunnen herstellen. Op het moment dat onze bedrijven uiteindelijk met veel vertraging een deel van de kostenexplosie zouden kunnen doorrekenen, zou het onverantwoordelijk en populistisch zijn om een algemene prijsdaling te eisen op korte termijn!
Laat er geen twijfel over bestaan dat onze bedrijven betaalbare voeding en dranken willen aanbieden aan de consument. De voedingsinflatie zal progressief dalen in de loop van het jaar. Maar het zal daarbij belangrijk zijn om een evenwicht te vinden tussen rendabiliteit en betaalbaarheid. Laten we hopen dat politieke beslissingen deze moeilijke zoektocht niet bemoeilijken door de voedingsprijzen nog verder op te drijven.