Aan tafel met Jean Eylenbosch: 5 waardevolle lessen voor de voedingsindustrie

15.02.2024

Het zijn uitdagende tijden voor de voedingsindustrie. We gingen aan tafel met Jean Eylenbosch, die van een welverdiend pensioen geniet na een 25-jarige loopbaan in de lekkerste sector. De brouwerszoon ging in 1999 aan de slag bij Coca-Cola Europacific Partners, en zou in de loop der jaren nog menig raad der voeding en dranken voorzitten. Zo was hij ook Fevia’s voorzitter van 2016 tot 2018. Hoe staat onze sector er vandaag voor, en wat heeft de toekomst voor ons in petto? Wij distilleerden 5 waardevolle lessen uit dit interview.

Naamsbekendheid opent deuren

“Vroeger kende niemand Fevia, zelfs politici verwarden ons met de autosector Febiac. Bernard Deryckere en ik hebben toen besloten om er werk van te maken. En dat is misschien de belangrijkste evolutie sinds de oprichting van Fevia in 1937 tot vandaag de dag: die van een kleine amateuristische voetbalploeg tot een ploeg die, als het ware, meespeelt in de Champions League.

Ik trok mee aan de kar voor de rebranding. Ik vind dat we trots mogen zijn op de inhoud van de naam ‘Fevia’. Alleen mocht het wat sprekender zijn, en dus voegden we mondjes toe aan ons logo, een verwijzing naar onze rol als woordvoerder van de sector, maar ook naar alles waar die voor staat. Ook de oprichting van het merk food.be, dat in 2023 tien kaarsjes uitblies, heeft echt bijgedragen tot de naamsbekendheid van de sector.

Door de jaren heen begon dat zijn vruchten af te werpen en kregen we meer erkenning als sector, bijvoorbeeld door als federatie uitgenodigd te worden op Davos, het Wereld Economisch Forum. We verbeterden niet alleen onze contacten met het Koninklijk Huis en de politici, maar ook met de pers. Fevia is nu bijna continu in de media, toen niet. We komen van heel ver. Dankzij onze professionalisering hebben we meer naamsbekendheid, contacten en invloed.

Een eerste grote stap is verwezenlijkt door de sector bekend te maken bij de ‘machtshouders’. Maar er is nog veel werk aan de winkel bij het grote publiek. Dat is paradoxaal, want we zijn een van de weinige sectoren die eigenlijk deel uitmaken van het dagelijkse leven van de mensen. Hier moeten we aan blijven werken. Onze industrie is zo gevarieerd en uiteenlopend, zo divers, je hebt tal van beroepen. Maar dat is nog te weinig bekend. En onbekend is onbemind. Alleen al om talent aan te trekken, is inzetten op naamsbekendheid bij het bredere publiek een prioriteit.” 

Samen sta je sterker 

“Als federatie zijn je relaties enorm belangrijk. Denk maar aan onze samenwerking met de overheid. We namen het initiatief om heel wat pledges te ondertekenen met verschillende ministers van Volksgezondheid. We wilden aantonen dat de industrie as such ook haar verantwoordelijkheden opneemt en een betrouwbare actor is in de samenleving. Dat kwam speciaal tot uiting tijdens de coronacrisis, waar we erkend werden als essentiële sector. Iedereen die ertoe heeft bijgedragen, mag daar trots op zijn.

Ook voor onze leden en subsectoren geldt: samen sta je sterker. Ik moedig nog meer kennisuitwisseling aan, nog meer leren van elkaars best practices. Misschien komen we wel vanuit een tijdperk waarin de ondernemers te veel op een eiland zaten door alle regels en administratie. Gelukkig sta je er als ondernemer nooit alleen voor. Elkaar de hand reiken blijft het motto voor iedereen.”

Je vaart mee op de golven van de maatschappij

“De afgelopen 25 jaar maakte de voedingsindustrie veel uitdagende periodes mee. Denk maar aan de dioxinecrisis, de aanslagen in Brussel, Brexit en de coronacrisis. Die lieten telkens sporen na op zowel consumenten als werknemers. Wat er maatschappelijk speelt, heeft altijd invloed op onze sector.

Kijk maar naar de crisis met de landbouw. We moeten waken over het evenwicht in de keten. Het is maar normaal dat iedereen de kost verdient. Ook landbouwers, die aan de bron van de keten zitten, en die dag en nacht, door regen en wind te werk gaan. Dat blijft een uitdaging, zeker omdat de staat taksen blijft invoeren. En dat is nefast voor de consument én de keten.

Zijn de producten te duur in eigen land? Dan steekt de consument eenvoudig de grens over. België is een klein land waar de helft van de bevolking binnen de 50 kilometer van de grens woont. Ik zeg altijd: de voedingsindustrie is de motor van onze economie omdat wij een positieve handelsbalans hebben. Dat wil zeggen dat we meer exporteren dan invoeren, met als gevolg dat we eigenlijk de voornaamste sector zijn die de staatskas spijst. Dat is altijd al zo geweest, maar niet altijd zo geweten. Dus is het heel belangrijk dat we competitief kunnen blijven.”

People matter

“Het grootste kapitaal in een bedrijf zijn de mensen. Het is een socialisatiemechanisme en geeft medewerkers een doel en een uitdaging. Zorgen dat iedereen zich kan ontplooien, op een faire manier de kost kan verdienen en iets kan betekenen voor de maatschappij. En die dimensies zullen alleen maar groter worden. We moeten er elke dag werk van maken om de aantrekkelijkheid van de sector te vergroten.

Als industrie vervullen we een sociale rol door jobs te creëren. We kijken daarvoor naar de overheid om maatregelen te nemen om bedrijven in België te houden. Zo geven ze ons de tool om bijvoorbeeld bij te dragen aan maatschappelijke integratie. Talent aantrekken blijft een grote uitdaging en investering. We moeten tonen aan de jeugd dat hen een mooie carrière te wachten staat in de voedingsindustrie.”

Show, don’t tell 

“Je moet mensen ‘opvoeden’. Iedereen wordt overspoeld door een overdaad aan informatie. We moeten afstappen van het papieren verhaal en tonen hoe het er in de werkelijkheid aan toegaat. Laten we de deuren openen voor het grote publiek en die fierheid uitstralen. Dat is tastbaarder, sprekender, en laat een blijvende indruk na.

We mogen trots zijn op onze kwaliteit. Onze kracht is ook dat we een kleine markt zijn, met heel veel verschillende culturen, en door die diversiteit aan culturen kan je veel nieuwe producten uittesten. Zo ontstaat er een echte rijkdom aan producten die wij als industrie op de markt brengen. We zijn op alle vlakken veel te bescheiden, we mogen best wel wat chauvinistischer zijn. 

Je bedrijf tonen is de beste advertentie die je hebt. Als we kijken op productniveau, is verpakking cruciaal: om je product te bewaren in goeie omstandigheden, om de consument te informeren en om je product herkenbaar te maken. Hetzelfde geldt voor je bedrijf. We mogen fier zijn op wat we doen en die fierheid ook uitstralen met ons promotiemerk “Food.be – Small country. Great food.”. We zijn een hoogtechnologische sector die dagelijks de vele mondjes voedt met kwalitatieve, innovatie en duurzame voeding en dranken. Die boodschap mogen we nog meer naar voren brengen.”