- Nieuws
- Duurzaamheid: administratieve overdaad schaadt
CSRD, CSDDD, ontbossing, dwangarbeid, taxonomie... De Europese Green Deal creëerde een tsunami aan nieuwe duurzaamheidswetgevingen. Dat is noodzakelijk, maar vooral tot grote vreugde voor consultants en auditors. Bedrijven, groot en klein, erkennen de noodzaak om actie te ondernemen, maar worden overspoeld door administratieve lasten. Het resultaat: een enorm verlies aan geld en energie zonder veel meerwaarde voor het milieu of de burger!
Ann Nachtergaele, Food production & consumption policy Director bij Fevia, geeft je een kijk op de realiteit van onze bedrijven en biedt beleidsmakers een eenvoudige methode om ons gemeenschappelijk doel te bereiken: bouwen aan een duurzame toekomst.
Actie is nodig, daar bestaat geen twijfel over
We worden er dagelijks mee geconfronteerd in het nieuws: planetaire grenzen worden overschreden en het ene maatschappelijke probleem volgt het andere op. Geopolitieke spanningen dwingen Europa om een beleid van zelfvoorziening en veerkracht te voeren. De financiële wereld heeft een cruciale investeringsrol in de ontwikkeling van duurzamere bedrijfsmodellen. Al deze factoren rechtvaardigen de invoering van krachtige maatregelen.
De impact van een bedrijf beperkt zich niet tot zijn productielocatie. Milieu- en sociale risico’s negeren, binnen de toeleveringsketen, wordt steeds meer gezien als onverantwoordelijk. Een zorgplicht opleggen aan bedrijven, is daarom volkomen gerechtvaardigd.
Niemand betwist het: beelden zoals die van de instorting van een gebouw op honderden arbeiders, zoals dat in 2013 in Bangladesh gebeurde, zijn onhoudbaar en onaanvaardbaar. Een Europese wetgeving die gedwongen arbeid reguleert, is hier volledig op z’n plaats.
Het is onaanvaardbaar om duizenden hectares bos te vernietigen om er monoculturen te planten die snel de vruchtbaarheid van de grond aantasten. Een Europese verordening die ontbossing voor bepaalde voedingsmiddelen verbiedt, is meer dan verantwoord.
Het tijdperk waarin bedrijven enkel een evaluatie krijgen op basis van hun economische prestaties, is passé. Het is dan ook begrijpelijk dat bedrijven worden verplicht om ook te rapporteren over hun niet-financiële impact.
Natuurlijk is het voor een financiële instelling moeilijk om de duurzame activiteiten te definiëren die ze wil ondersteunen. Het is duidelijk dat een classificatiesysteem op Europees niveau zoals de taxonomie deze keuzes kan vereenvoudigen.
Al 15 jaar volg ik bij Fevia de dossiers op rond duurzame ontwikkeling. Ik juich, zonder enige twijfel, deze initiatieven alleen maar toe. Maar eerlijk gezegd: het is moeilijk om je weg te vinden in de wildgroei aan slecht gecoördineerde en onuitvoerbare wetgevingen.
Een contraproductieve tsunami
Een goed voorbeeld zegt meer dan duizend woorden. Op 30 december 2024 treedt de ontbossingswet in werking. Maar nog steeds is het wachten op duiding van de Europese Commissie. Duizenden vragen, nul antwoorden. Zelfs de overheden van de lidstaten geven toe dat ze in het ongewisse zijn over wat en hoe…
Pas midden december zal het Europese registratiesysteem beschikbaar zijn. Dat betekent dat alle bedrijven maar twee weken de tijd hebben om duizenden documenten in het systeem te uploaden. Hoe zal dit praktisch verlopen?
En hoe kunnen we de invoering van deze wetgeving uitleggen aan de producerende landen? Dit kan gevolgen hebben op de beschikbaarheid van bepaalde grondstoffen en hun prijs.
Een straatje zonder eind
Het doel van deze wetgeving is ongetwijfeld nobel. Maar de enorme administratieve last die ze in zo'n korte tijd oplegt, is gewoon onhoudbaar. In sommige opzichten (denk aan de verplichtingen voor Belgische boeren) is de vraag of deze maatregelen echt een toegevoegde waarde bieden aan het milieu?
Diezelfde bedenking geldt voor de niet-financiële rapportage. De afgelopen maanden ben ik regelmatig gevraagd om te helpen bij het uitvoeren van dubbele materialiteitsanalyses. De CSRD-richtlijn vereist dat bedrijven hiervoor stakeholders ondervragen, wat volkomen logisch is binnen een vrijwillige duurzaamheidsaanpak. Maar wat blijkt?
Consultants worden ingeschakeld om de dubbele materialiteitsanalyse van Belgische voedingsbedrijven uit te voeren. Elke keer wordt er quasi identiek werk verricht met quasi identieke resultaten. En elke keer opnieuw hangt hier een duur kostenplaatje aan vast.
Een ander voorbeeld van geldverspilling: een Belgisch voedingsbedrijf ontving een aanbod van een revisor om zijn niet-financiële gegevens door te lichten. Met datzelfde budget kan het bedrijf 4 mensen aannemen in plaats van auditors, die kunnen helpen om concrete maatregelen binnen het bedrijf te implementeren. Het is zinvol om de gerapporteerde cijfers te controleren en te valideren, maar de kosten wegen niet op tegen de toegevoegde waarde.
Groot en klein zitten in hetzelfde bad
Ik begrijp dat elke opstartfase moeilijk is. Maar wat er vandaag gebeurt, gaat het redelijke te boven en is op termijn onhoudbaar. Voor bepaalde wetgevingen neemt de Europese Unie de voorzorg om de kleinste bedrijven uit te sluiten van het toepassingsgebied.
Maar zowel de wetgeving voor niet-financiële rapportage als die voor due diligence, vereisen dat bedrijven hun waardeketen analyseren en controleren. Maar wie behoort tot de waardeketen van een groot bedrijf? Heel veel kmo’s en landbouwers.
Grote bedrijven zijn dan verplicht om de vele kleine bedrijven vragenlijsten te sturen, die al snel overspoeld geraken. Aan boeren vragen om extra formulieren in te vullen, betekent opnieuw meer bureaucratie. Uiteindelijk wordt het hele economische weefsel aangetast door omslachtige administratieve procedures.
Zo legde een CEO van een klein voedingsbedrijf me uit dat het niet meer weet tot welke heilige zich te wenden:
- Klant A vraagt om een SBTI-procedure op te zetten (een wetenschappelijk en wereldwijd systeem waarmee je je CO2-doelstellingen met het verdrag van Parijs kan aligneren).
- Klant B vraagt om aan te tonen dat het bedrijf minder water zal verbruiken.
- Klant C vraagt om hun verpakking na te kijken om plastic te verminderen.
- Maar het bedrijf wil voornamelijk een oplossing vinden voor het beheer van hun organische stromen.
Uiteindelijk weet het bedrijf niet meer waaraan het prioriteit moet geven, want welke investering krijgt voorrang? Het resultaat: stilstand.
Respecteer de vier basisregels
Laat de situatie van vandaag een les zijn voor alle regeringen en overheden. Met deze vier lessen vermijden we dat het verleden zich herhaalt:
- Voorzie geleidelijke implementaties en probeer niet alles in één keer te vernieuwen
- Neem de tijd om grondig te discussiëren met alle actoren vooraleer je de wetgeving in voege laat treden. Niet alleen over de principes, maar ook over de uitvoering
- Voer correcte impactstudies uit en hou rekening met de globale economische en maatschappelijke impact. Streef altijd naar een balans tussen maatregelen en verwachte resultaten.
- Ontwikkel tijdig de nodige tools en test ze voor een goede implementatie (subsidiaire wetgeving, FAQ's …)
De laatste jaren zag ik veel wetten die deze basisprincipes niet respecteren. Laten we hopen dat de nieuwe regeringen in België en de Europese Commissie deze beter zullen toepassen dan in het verleden. Want we willen allemaal hetzelfde: vormgeven aan een duurzame toekomst.
Intussen blijft de Belgische voedingsindustrie werken aan de voeding van morgen.
Naar onze duurzaamheidsroadmap