Meer verboden oneerlijke handelspraktijken: een extra stap in de goede richting!

03.05.2024

De Federale Regering heeft de lijst met oneerlijke handelspraktijken van de wet van 28 november 2021, beter gekend als de UTP-wet, uitgebreid. Fevia verwelkomt dit initiatief. Dit zal onze kleine voedingsbedrijven helpen hun positie te verstevigen. Maar om het evenwicht op lange termijn te herstellen hebben de landbouw- en voedingsbedrijven nood aan structurele maatregelen.

Fevia verwelkomt dit initiatief 

Fevia vraagt al jaren om meer hefbomen voor onze bedrijven om hun concurrentiekracht te verzekeren. Het is geen geheim dat de jaarlijkse onderhandelingen tussen leveranciers en supermarktketens vaak moeizaam verlopen. In die onderhandeling staan beide partijen duidelijk niet even sterk. De voedingsketen is zoals een zandloper, met de supermarkten als flessenhals, wat hen een onevenredige macht geeft. En die positie geeft helaas regelmatig aanleiding tot misbruik.

Begin dit jaar zorgden de boerenprotesten ervoor dat deze precaire situatie van landbouw- en voedingsbedrijven terug hoog op de politieke agenda belandde. De protesten zorgden voor een stroomversnelling om het -nog steeds bestaande- onevenwicht in machtsverhoudingen in de keten te herstellen.

De landbouwsector en voedingssector zijn nauw met elkaar verbonden en sterke partners. Voedingsbedrijven worstelen met dezelfde bezorgdheden als de landbouwers. We hebben er allemaal belang bij om te evolueren naar een waardeketen waar elke schakel rendabel kan zijn.

Het is dus goed om de lijst met oneerlijke handelspraktijken te versterken en verduidelijken. Het feit dat deze praktijken uitdrukkelijk verboden zijn en de voorwaarden duidelijk omschreven zijn in een Koninklijk Besluit (KB), geeft de leveranciers meer zekerheid en hopelijk ook meer armslag om deze praktijken aan de kaak te stellen. Dit KB roept een halt aan enkele hardnekkige oneerlijke praktijken waar voedingsbedrijven maar al te vaak mee geconfronteerd worden.

Aanvulling van de zwarte lijst: altijd verboden!

Verbod op het oneerlijk uit de rekken halen van producten (delisting)

Fevia vraagt al sinds de invoering van de UTP-wet om onrechtmatige delisting uitdrukkelijk te verbieden omdat het jammer genoeg vaak voorkomt, en niet alleen voor grote leveranciers, hoewel alleen deze laatste meestal de pers halen. Dit oefent niet alleen grote druk uit op deze grote leveranciers, maar geeft ook een waarschuwingssignaal aan andere (kleinere) leveranciers.

De aanvulling in het KB voorziet dat delisting van producten niet gebruikt wordt als drukkingsmiddel tegen het uitoefenen van contractuele of wettelijke rechten wat in dat geval oneerlijk en in dat opzicht verboden is. Het KB verduidelijkt ook nadrukkelijk dat afnemers “niet langer zonder verantwoording noch voorafgaandelijke schriftelijke mededeling producten uit de rekken kunnen halen”.

Voor de duidelijkheid gaat het hier in geen geval om een verbod van de mogelijkheid om producten uit de rekken te halen om zich aan te passen aan de voorkeuren van de consumenten of ten gevolge van een wijziging van het aanbod zoals dit door de distributeur wordt voorgesteld. Wanneer de afnemer bijvoorbeeld geconfronteerd wordt met prijsverhogingen, opgelegd door een leverancier, maar niet verantwoord door de overeenkomst, zal de afnemer het recht behouden om te beslissen om de betrokken producten uit de rekken te halen met inachtname van een voorafgaandelijke schriftelijke verantwoording.  

Schadevergoedingen kunnen niet langer automatisch opgelegd worden en moeten verantwoord worden

Fevia kreeg heel wat klachten van bedrijven die sinds de Oekraïne-crisis een toestroom aan schadevergoedingen moeten betalen. In die mate dat men zich de vraag kan stellen of de retailers dit niet gebruiken als alternatief verdienmodel.

De schadebedingen kunnen enkel redelijkerwijs gevorderd worden van de tegenpartij indien een contractuele tekortkoming toerekenbaar is aan deze medecontractant. Deze schadebedingen moet altijd verantwoord worden (niet langer automatisch opgelegd) en de gevraagde schadevergoeding moet in verhouding zijn met de geleden schade.

Gedaan met automatische compensatie

Om de afnemers te beschermen tegen eenzijdige niet verantwoorde schuldvergelijking door de afnemer van schadevergoeding en interesten, is er beslist om de schuldvergelijking te verbieden die eenzijdig en zonder voorafgaande schriftelijke verantwoording is gebeurd. Er is sprake van schuldvergelijking wanneer de wederzijdse verplichtingen tenietgaan ten belope van het laagste bedrag of de laagste hoeveelheid.

Het feit dat de afnemer voorafgaandelijk en schriftelijk de leverancier op de hoogte moet brengen van de gevraagde schuldvergelijking/compensatie geeft de leverancier de mogelijkheid om deze te betwisten.

Aanvulling grijze lijst: verboden praktijken tenzij de partijen dit overeenkomen

Verbod op verkoop onder de productieprijs

De afnemer mag zijn producten van de leverancier niet kopen tegen een prijs die lager ligt dan zijn productiekosten. Maar in sommige gevallen kan het voor de leverancier economisch zinvol zijn om zijn productie met verlies te verkopen in plaats van deze te vernietigen. Door deze praktijk/bepaling toe te voegen aan de grijze lijst, behoudt de leverancier het recht om ervoor te kiezen zijn producten met verlies te verkopen en wordt zijn onderhandelingspositie ten opzichte van zijn koper versterkt. Het is aan de leverancier om het bestaan van deze onrechtmatige praktijk/beding aan te tonen in het licht van zijn productiekosten.

De bepaling van indices voor productiekosten specifiek aan iedere filière wordt momenteel verricht door een werkgroep bestaande uit de vertegenwoordigers van de betrokken sectoren en economisten. Dit omvat de invoering van “prijzentunnels” per sector (dierlijk en plantaardig), gebaseerd op transparantere rentabiliteitsindexen, opgesteld in samenwerking met de regionale overheden en het Ketenoverleg. Eenmaal deze indices het voorwerp uitmaken van een akkoord binnen een sectororganisatie, zullen ze de referentie zijn om te bepalen of een verkoop is verricht beneden de productiekost. In elk geval zijn die indices gemiddelden waarnaar de landbouwers die geen lid zijn van de betrokken sectororganisaties kunnen verwijzen indien ze van mening zijn dat ze hun producten verkopen aan lagere kosten dan hun reële productiekosten.

Er kan verduidelijkt worden dat het verbod in hoofde van de afnemer om producten van de leverancier te kopen aan een prijs beneden zijn productiekosten op het moment van de contractsluiting beoordeeld moet worden. Het is op dat ogenblik dat de schatting van de productiekosten plaats moet vinden. Zo zal, zelfs indien gedurende de overeenkomst, de productiekosten naar boven of naar beneden evolueren en de door de afnemer vooraf bepaalde prijs of overeengekomen prijsformule voortaan lager liggen dan de nieuwe productiekosten, de leverancier niet kunnen inroepen dat de afnemer zijn producten gekocht heeft aan een prijs die lager is dan zijn nieuwe productiekosten.

Imprevisieleer

Het doel hiervan is om aan de lijst van praktijken die verondersteld worden oneerlijk te zijn, de weigering door één van de partijen toe te voegen om opnieuw over het contract te onderhandelen wanneer de voorwaarden voor de uitvoering ervan zodanig zijn gewijzigd dat de uitvoering buitensporig bezwarend is geworden en redelijkerwijs niet kan worden geëist. Doordat deze bepaling op de grijze lijst is opgenomen kunnen de partijen evenwel samen beslissen, na overleg, om dit uit te sluiten maar dan moet dit wel goed gemotiveerd worden.

Let op : in tegenstelling tot andere praktijken die oneerlijk zijn voor de leverancier, is deze ook van toepassing op de afnemer, ongeacht zijn grootte.

Te weinig tijd voor ‘compliance’

De inwerkingtreding na 3 maanden laat de bedrijven niet voldoende tijd om de wetgeving te analyseren en mee te nemen in de nieuwe contracten. De overgangsperiode van 6 maanden laat eveneens niet voldoende tijd om alle lopende contracten aan te passen en om de leveranciers die leveren aan buitenlandse afnemers om dit op de hoogte te brengen van de wijziging aan de Belgische UTP-wet. De Belgische UTP-wet beschermt ook de leveranciers die aan buitenlandse afnemers leveren en de buitenlandse leveranciers die aan Belgische afnemers leveren. Deze moeten ook de mogelijkheid krijgen om hun contracten waar nodig aan te passen. 

Het KB is weer een stap in de goede richting

Dit KB geeft de voedingsbedrijven extra hefbomen in de onderhandelingen met hun afnemers maar om het evenwicht helemaal te herstellen hebben de bedrijven ook nood aan andere structurele oplossingen.

Unfair is unfair no matter the size!

Het is belangrijk om op te merken dat de drempel van 350 miljoen euro jaaromzet bij de UTP-wet een belemmering vormt voor de invoering van eerlijke handelspraktijken binnen de agrovoedingsketen. Alle leveranciers, ongeacht hun omvang, moeten in staat zijn om oneerlijke handelspraktijken aan te klagen. Kleine leveranciers zijn dan wel beschermd, als hun afnemers geen bescherming genieten en onder druk te komen staan, dan ondervinden zij mee de gevolgen. Enkel een algemeen toepassingsgebied zonder drempel vermijdt zo’n cascade-effect en ongelijke behandeling van de producenten.

Onredelijke promoties

Promoties zijn belangrijk voor de commerciële strategie van alle operatoren in de keten. Promoties kunnen ook nuttig zijn, bijvoorbeeld om voedselverspilling tegen te gaan, consumenten vertrouwd te maken met innovatieve en nieuwe producten en de verkoop te stimuleren.

Onredelijke promoties tasten echter het imago van levensmiddelen aan door ze in de ogen van de consument te devalueren. Bovendien komen veel promoties geheel of gedeeltelijk ten laste van de producent, wat op de economische rentabiliteit van levensmiddelenbedrijven kan wegen.

Daarom moeten 1+1 promoties voor alle levensmiddelen verboden worden.

Mediator

De huidige evenementen (protesten van boeren) tonen aan dat wetgeving en controlemechanismen de onderhandelingsmacht binnen de keten niet echt in evenwicht hebben gebracht. We ontvangen regelmatig signalen die wijzen op het bestaan van oneerlijke handelspraktijken en niet-naleving van de bestaande wetgeving. Het lage aantal klachten dat bij de FOD Economie wordt ingediend, toont helaas aan dat de 'angstfactor' een zeer belangrijke rol speelt. De 'psychologische' drempel om zich tot de overheid te wenden is nog steeds te hoog.

Daarom willen we een 'tussendrempel' invoeren tussen de spelers op het terrein en de Economische Inspectie, het laatste stadium waartoe elke speler het liefst nooit zou moeten overgaan. Dit tussenniveau, dat als een SPOC fungeert, moet onafhankelijk werken, neutraal zijn en gemakkelijk toegankelijk voor iedereen.

Conclusie

Laten we hopen dat de volgende regering deze problematiek snel oppakt en structurele oplossingen aandraagt om het voortbestaan van een sterke Belgische agrovoedingsketen.