Gezien het hoge aantal mensen in tijdelijke werkloosheid door de Covid-19-crisis en om de werkgelegenheid in de zwaar getroffen sectoren te ondersteunen, is er voor de maanden juni, juli en augustus een systeem van gedeeltelijke vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing voorzien.
De wet van 15 juli 2020 houdende diverse dringende fiscale bepalingen ten gevolge van de COVID-19 pandemie (CORONA III) voorziet een maatregel van gedeeltelijke vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor werkgevers die gedurende een ononderbroken periode van minstens 30 kalenderdagen tussen 12 maart 2020 en 31 mei 2020 hebben gebruikgemaakt van het stelsel van tijdelijke werkloosheid.
Elke werkgever die enerzijds onderworpen is aan de bedrijfsvoorheffing op de door hem toegekende bezoldigingen en die de wettelijk verschuldigde bedrijfsvoorheffing volledig inhoudt en anderzijds tussen 12 maart en 31 mei 2020 (met inbegrip van zaterdagen, zondagen en feestdagen) gedurende ten minste 30 opeenvolgende dagen gebruik heeft gemaakt van de tijdelijke werkloosheidsregeling, kan van deze vrijstelling genieten.
De niet door te storten bedrijfsvoorheffing wordt berekend op basis van de totale kostprijs van de bedrijfsvoorheffing van de maand mei.
Voor de maanden juni 2020, juli 2020 en augustus 2020 is de niet door te storten bedrijfsvoorheffing gelijk aan 50% van het verschil tussen enerzijds de totale kosten van de bedrijfsvoorheffing voor elk van de maanden juni, juli en augustus 2020 en anderzijds de totale kosten van de bedrijfsvoorheffing op de inkomsten voor de maand mei. De bedrijfsvoorheffing moet echter voor 100% door de werkgever worden ingehouden.
Het totale bedrag van de vrijstelling berekend over de drie maanden mag niet meer bedragen dan 20 miljoen euro.
De bedrijfsvoorheffing op het vakantiegeld, de eindejaarspremies en het achterstallig bezoldigingen komen niet in aanmerking voor deze vrijstelling.