- Nieuws
- Ethyleenoxide: naar een realistische aanpak van voedselveiligheid
Nauwelijks bekomen van de coronacrisis kregen heel wat voedingsbedrijven het afgelopen jaar te maken met terugroepingen door de aanwezigheid van ethyleenoxide in hun grondstoffen. Wij spraken met Christophe Keppens, Chief Officer of Plant Health Services, en Philippe Houdart, Crisismanager bij het Federaal Agentschap voor de veiligheid van de voedselketen (FAVV).
Het begon allemaal in 2020 met sesamzaad uit India en later volgden kurkuma, gember en johannesbroodpitmeel. Ondanks de uiterst lage gehaltes moesten voedingsbedrijven door een zeer strikte Europese aanpak heel wat producten uit de rekken halen, met miljoenen economische schade en aanzienlijk voedselverlies als gevolg. Fevia stelde die te strenge aanpak dan ook in vraag. Dankzij een nauwe samenwerking met Minister Clarinval en het FAVV is deze disproportionele aanpak in ons land nu gelukkig verfijnd. Een gesprek met het FAVV leert ons dat België hier nog sterker uitkomt op vlak van voedselveiligheid.
First things first, wat is ethyleenoxide en hoe kwam het terecht in onze voeding?
Christophe Keppens: “Ethyleenoxide of ETO is een gewasbeschermingsmiddel dat al decennia lang in Europa verboden is. Er zijn wel bepaalde landen buiten Europa die het toelaten, dogen of geen wettelijk kader hebben. In de Europese Unie wordt het voornamelijk gebruikt als een desinfecterend middel, onder andere voor medische hulpmiddelen. Maar het is zeker niet normaal dat het in onze voedselketen belandt.”
Hoe is het dan bij ons beland?
Christophe Keppens: “Via de invoer uit landen buiten Europa. De Europese voedingssector gebruikt veel grondstoffen uit derde landen zoals India, Afrikaanse landen en dergelijke. We denken dat het daar als desinfecterend middel is gebruikt om microbiologische contaminatie tegen te gaan. Dat kunnen we afleiden uit de type producten die besmet zijn. Het gaat vaak over poedervormige producten die gevoelig zijn voor microbiologische contaminaties en waar, technisch gezien, sterilisatie of desinfectie door ETO nuttig kan zijn. Zo werd dit eerst aangetroffen in sesamzaad, dan in kruiden en vezels en later ook nog in johannesbroodpitmeel.”
In welke mate is ethyleenoxide gevaarlijk voor de mens?
Christophe Keppens: “Er is een potentieel chronisch risico maar absoluut geen acuut risico. Dat wil zeggen dat iemand die een product met ETO eet niet onmiddellijk ziek wordt. Enkel als iemand grote hoeveelheden ervan zou binnen krijgen op lange termijn, gedurende jaren, zou hij potentieel negatieve effecten ervan voelen.
ETO is gekend om potentiële effecten te kunnen hebben op het DNA. De Europese wetgeving legt toxicologische of veiligheidslimieten op voor gewasbeschermingsproducten, zowel op korte als op lange termijn. Voor ETO bestaat dit niet omdat we onvoldoende gegevens hebben en de effecten ervan dus niet waarneembaar zijn. En dat vormt natuurlijk een uitdaging.”
Verklaart die onzekerheid de geharmoniseerde, maar erg strenge, aanpak die Europa tijdens de zomer vastlegde?
Christophe Keppens: “Jazeker. Europa besliste om producten terug te roepen van zodra we ETO vaststellen in een grondstof, zonder risico-evaluatie, omdat er altijd een theoretisch potentieel gevaar is.”
Hoe is de aanpak van Europa dan geëvolueerd?
Christophe Keppens: “De aanpak is geëvolueerd in drie fases. Toen het begon in september vorig jaar met sesamzaad uit India, was er wel een wettelijk kader, maar geen geharmoniseerde aanpak om die praktisch toe te passen. Het is dus positief dat Europa dan het initiatief nam om de praktische maatregelen te harmoniseren. En dat is natuurlijk nuttig voor de fabrikanten die producten brengen op verschillende Europese markten.
Nadien kwamen er tijdens de zomer nieuwe grondstoffen met ETO op de radar en verschoof de aandacht naar andere voedingsproducten. Het gaat dan onder andere om producten op basis van johannesbroodpitmeel, zoals ijsproducten. Daardoor waren meer producten betrokken en dat zorgde voor meer terugroepingen.
We hebben dan in overleg met Fevia en met de goedkeuring van Minister Clarinval geijverd voor een meer verfijnde aanpak voor samengestelde eindproducten waarin een niet-conform product is verdund.”
Hoe ziet die meer “verfijnde” aanpak eruit en wat is het voordeel ervan?
Christophe Keppens: “België volgt de geharmoniseerde aanpak van de Europese unie, maar met de uitzondering dat we in bepaalde situaties samengestelde producten verder gaan analyseren vooraleer we ze uit de markt halen. Als we vroeger wisten dat een grondstof met ETO gecontamineerd was gingen we alle eindproducten die ermee gemaakt zijn terugroepen, ongeacht het gehalte ETO die het eindproduct effectief kon bevatten.
Nu gaan we een lot, bijvoorbeeld van ijsbereidingen, bemonsteren. We analyseren elk lot van gelijkaardige producten, en dat kan gaan van tien blikken tot meer dan vijfduizend maaltijden bijvoorbeeld. Zo bouwen we een extra garantie uit op het samengesteld product. We zijn één van de weinige lidstaten die zo’n aanpak, met de extra veiligheid van de analyse voor samengestelde producten, toepassen.”
Wat is het voordeel van die aanpak?
Philippe Houdart: “Het grote voordeel is dat we de zinloze terugroepingen vermijden. De terugroepingen die vandaag gebeuren zijn meer ‘to the point’ en we halen geen producten meer uit de rekken die meerdere verdunningsfases verder zitten dan de grondstof en waar je die nog nauwelijks terugvindt.
We moeten streven naar een realistische aanpak van voedselveiligheid. Uiteraard weet je dikwijls niet op voorhand wat het effect zal zijn van een aanpak die je op een bepaald moment gaat activeren. Het is belangrijk dat je dan wel de nodige soepelheid hebt, zoals we dat nu gedaan hebben, om achteraf waar nodig bij te sturen. En we hopen dat Europa op dat vlak deze visie zal volgen.”
Welke andere lessen trekt het FAVV hieruit?
Philippe Houdart: “We moeten proberen om zo’n contaminaties vroeger tegen te houden, en nog meer testen uitvoeren aan onze buitengrenzen om zo gecontamineerde grondstoffen bij de bron tegen te houden. Europa is hier volop aan het werken en we verwachten dat er vanaf 2022 meer controles zullen gebeuren op meer producten uit meer herkomstlanden. Meer concreet worden de voorwaarden voor derde landen om te mogen uitvoeren naar de EU strenger en gekoppeld aan certificering door de lokale overheden. Daarnaast gaan wij ook de controles aan onze buitengrenzen en de nodige analyses nog opdrijven. Verder moeten we blijven inzetten op harmonisatie om een gelijk speelveld en gelijke eisen voor onze bedrijven te hanteren door Europa.”
Christophe Keppens: “The devil is in the details. Het is positief te zien dat de Europese Commissie probeert om meer en meer praktische richtlijnen mee te geven. We zien meer uitdagingen in Europa die we dan best op een gezamenlijke manier aanpakken. En iedereen is zich ervan bewust dat we ook meer in detail moeten afspreken wat we praktisch gaan doen.”
Last but not least, wat is de boodschap van het FAVV naar Belgische voedingsbedrijven?
Christophe Keppens: “We zijn al trekker in veel aspecten van voedselveiligheid en behoren tot de Europese top wat betreft controles op pesticides. Het is omdat België de specifieke meldingsplicht heeft dat ETO op de radar is gekomen. Uiteraard kunnen er nog zaken tussen de mazen van het net glippen. Belgische voedingsbedrijven voeren al systematisch strenge controles uit en ze gaan dat nog moeten versterken. Met andere woorden, ‘ken je product’, door nog meer kennis te hebben over je producten en leveranciers en hoe ze de grondstoffen behandelen”.