- Nieuws
- Belgische alliantie voor duurzame palmolie kijkt over de grens
Palmolie is wereldwijd een veel gebruikte grondstof, maar was de voorbije jaren ook het mikpunt van kritiek. Wij spraken met Jelmen Haaze van de Belgische Alliantie voor Duurzame Palmolie (BASP) over de duurzame toekomst van palmolie. Aan ambitie geen gebrek: nadat de aangesloten bedrijven reeds in 2015 de kaap van 100% duurzame palmolie op de Belgische markt bereikte, kijkt de alliantie nu voorbij de eigen toeleveringsketen.
Dag Jelmen, waarom is er zoiets als een “Belgische Alliantie voor Duurzame Palmolie”?
De alliantie is eigenlijk om twee redenen ontstaan. Ten eerste wilden onze bedrijven een engagement nemen om enkel 100% duurzame palmolie te gebruiken in hun voedingsproducten bestemd voor de Belgische markt. Die doelstelling hebben we in december 2015 bereikt. Sindsdien gebruiken ze enkel nog duurzame palmolie die werd gecertificeerd volgens de normen van de RSPO (Roundtable on Sustainable Palm Oil). Daarmee maken we al een serieus statement in de strijd tegen ontbossing en voor de bescherming van tropisch regenwoud. Maar het gaat ook over het beschermen van landrechten, de positie van kleine boeren, en de werkomstandigheden op de plantages.
Daarnaast willen we in alle transparantie duidelijkheid scheppen over wat palmolie wel en niet is en wat de impact ervan is. Enkel zo kunnen consumenten een geïnformeerde keuze maken.
Zijn er dan veel misverstanden?
Helaas wel. We merken dat de kennis over palmolie nog te beperkt is. Er is nog werk aan de winkel en er is behoefte aan correcte, wetenschappelijk onderbouwde informatie. Palmolie is bijvoorbeeld afkomstig van de vrucht van de oliepalm maar in een bevraging zegt de helft van de Franse consumenten dat het afkomstig zou zijn van de stam. Dat is op zich nog onschuldig, maar er zijn ook misverstanden die palmolie onterecht een slechte reputatie bezorgen.
Zoals?
Zo zegt de aanwezigheid van palmolie als ingrediënt op zich niets over hoe evenwichtig een voedingsproduct is. Je moet natuurlijk wel kijken naar de totale hoeveelheid verzadigde vetten, maar dat staat op zich los van welke olie erin gebruikt wordt. En ook over de duurzaamheid van palmolie doen allerhande mythes de ronde terwijl het één van de meest efficiënte oliën is als je kijkt naar de productiviteit per oppervlakte.
Waarom wordt palmolie dan zo geviseerd?
Er zijn natuurlijk grote uitdagingen in de landen waar palmolie wordt gemaakt. De snelle groei van de palmolieproductie ging helaas gepaard ging met een impact op het milieu in landen als Indonesië en Maleisië. De beelden van ontbossing gingen de wereld rond. De grote branden die Maleisië in 2015 teisterden, de zogenaamde “haze”, zorgden er ook voor dat we ons in Europa daarvan veel meer bewust werden.
Waar kwam die snelle groei vandaan?
Daarvoor zijn er enkele belangrijke oorzaken. Eind jaren negentig is men gaan zoeken naar een manier om van de transvetten af te raken. Dit vonden ze in palmolie waardoor algemeen de omschakeling gemaakt werd. Ook moet je kijken naar de groei van de wereldbevolking. We zijn intussen met bijna 13 miljard en globaal gezien worden we rijker. Meer mensen dus, die meer eten en zich vaker wassen. En aangezien palmolie in zowel voeding als cosmetica gaat blijft de vraag dus stijgen. Palmolie heeft bovendien een aantal unieke eigenschappen die maken dat er eigenlijk geen alternatief voor bestaat.
Geen alternatief en een stijgende vraag: hoe verlaag je dan die impact?
In de eerste plaats door samen te werken met alle betrokkenen om de volledige productieketen te verduurzamen. We moeten kijken voorbij wat onze bedrijven al doen. De voorbije jaren hebben we de lat hoger gelegd, door bijvoorbeeld in België voor 100% duurzame palmolie te zorgen. En we kijken met de leden van de BASP nu al welke bijkomende engagementen we richting 2025 kunnen nemen. Lokaal verantwoordelijkheid nemen is zeker belangrijk, maar we moeten verder kijken en die goede praktijken veralgemenen. Dat is een ambitieus, complex en moeilijk proces, maar duurzame palmolie is de enige weg vooruit. Palmolie vervangen zou ontbossing verplaatsen, niet stoppen.
Wie heeft daarvoor de sleutel in handen?
Laten we realistisch zijn: we kunnen moeilijk in de tuin van een ander kunnen gaan opkuisen als die dat zelf niet wil. Om de lat hoger te leggen voor iedereen moet je de producerende landen, zoals Maleisië en Indonesië, meekrijgen in dat verhaal. Daarin zien we een rol voor Europese Unie. De Europese overheid kan er vooreerst voor zorgen dat alles wat hier binnenkomt duurzaam is. Ze moeten daarbij wel zorgen voor een “level playing field”: dezelfde regels voor iedereen.
Die wetgeving zit er trouwens aan te komen. Maar de EU moet ook meehelpen om de totale productieketen te verduurzamen door samen te werken met de producerende landen. Hierbij kunnen ook de lidstaten een rol spelen door middel van hun kanalen voor internationale samenwerking. Een mooi voorbeeld daarvan bestaat in België al voor chocolade: “Beyond Chocolate”.
Jullie bekijken duurzame palmolie dus vanuit een mondiaal perspectief?
Zeker, net als veel van de ngo’s trouwens. Rainforest Alliance bijvoorbeeld wil ook kijken hoe ze met lokale partners kunnen samenwerken om de lokale wetgeving te veranderen. In Nederland vatte IDH het mooi samen: “RSPO has raised the bar, now it’s time to raise the floor”. Naast nationale engagementen door onze bedrijven en een sterker Europees beleid moeten we dus ook kijken richting ontwikkelingssamenwerking, diplomatie en het delen van informatie met de producerende landen zelf. Dat gaat voorbij de productieketens van onze bedrijven.
Hoe pak je zoiets concreet aan?
Enerzijds creëren onze bedrijven een incentive om te verduurzamen. Onze bedrijven betalen een meerkost voor gecertificeerd duurzame palmolie. Daarmee moedigen we lokale boeren al aan om duurzaam te produceren, goede landbouwpraktijken toe te passen, mensenrechten te respecteren, enzovoort.
Daarnaast is er ook een rol weggelegd voor de overheid. We spreken daar over het ontwikkelen van ‘landscapes’. Je moet gaan praten met een lokale overheid, afspraken maken, wetgeving proberen aanpassen en waar nodig subsidies en steun geven: allemaal om die gehele productie duurzamer te maken. Zo kan een overheid bijvoorbeeld onafhankelijke boeren financieel steunen om de overstap naar duurzame productie te maken en toegang tot onze markt te krijgen.
Kun je vanuit een klein land als België daar impact hebben?
België staat met 161 bij de RSPO aangesloten bedrijven in de top tien landen wat betreft RSPO lidmaatschap. We zijn een klein land maar een relatief grote speler op het vlak van palmolie. Dat geldt des te meer vanuit een Benelux perspectief. Het volume van palmolie in de Benelux is goed voor 55% van de totale Europese import, vooral omdat we twee landen met een sterke voedingsindustrie zijn, belangrijke havens hebben en exportgericht zijn. We hebben daarom het initiatief genomen om samen met te gaan spreken met zowel de industrie als de overheid in Nederland, Indonesië, de UNDO en het Benelux secretariaat om samen aan een constructief verhaal te bouwen, voorbije onze eigen productieketens.
Hoe concreet is die samenwerking?
Dat wordt intussen redelijk concreet. De Belgische overheid heeft ons met die contacten trouwens goed geholpen: onze huidige premier De Croo speelde daarin als minister nog een rol. We hadden eerder dit jaar een event gepland, samen met de overheid uit Indonesië en de UNDP. Maar door de coronacrisis moesten we dat uitstellen. We werken nu aan een webinar, dat op 20 januari gepland is, om echt die dialoog op gang te zetten, van elkaar bij te leren en te bekijken hoe we samen die visie kunnen waarmaken.
Samenwerking staat dus centraal?
Het is duidelijk, geen enkele actor kan dit alleen. Dat moeten ook ngo’s beseffen. Zij mogen uiteraard kritisch zijn maar ze moeten ook een context creëren die bedrijven toelaat om hun nek uit te steken. Laten we dus ook de positieve resultaten benoemen. Onze leden doen al veel aan verduurzaming van hun eigen toeleveringsketen, maar zonder de kleine boeren in de producerende landen gebeurt er niks. Dit thema vraagt samenwerking overheen de keten en ook overheden hebben hier een rol te spelen. Bovendien zien we dat diverse leden hier al actief aan werken. Het is deze vorm van samenwerking die we nu moeten belichten. Door samen te werken rond wereldwijde toeleveringsketens, duurzame landschappen en beschermde gebieden kunnen we oplossingen bieden die de lokale gemeenschappen ten goede komen.