“Voedselveiligheid is het resultaat van jarenlange samenwerking, vertrouwen en innovatie”
Wist je dat Belgische voeding tot de veiligste ter wereld behoort? Dankzij het unieke Belgische autocontrolesysteem staat ons land al jaren een stapje voor op vlak van voedselveiligheid. We gingen in gesprek met Herman Diricks, afscheidnemend Gedelegeerd Bestuurder van het FAVV, en Johan Hallaert, Senior Food Policy Advisor bij Fevia. Een terugblik op 25 jaar samenwerking én hoe technologie, zoals AI, de voedselveiligheid van morgen kan versterken.

Welkom Herman en Johan. Jullie kennen elkaar evenlang als het FAVV bestaat. Herman, wat beschouw je als de grootste verwezenlijkingen van het FAVV sinds de oprichting?
Herman: “Na de dioxinecrisis moesten vier organisaties – die wantrouwig tegenover elkaar stonden – fusioneren tot het FAVV. Binnen twee jaar stond er een definitieve structuur, later volgde een transparant financieringssysteem. Sindsdien hebben we grote stappen gezet. Het FAVV is vandaag een volwassen organisatie met een uniek controlesysteem binnen Europa.”
Hoe merk je dat op het terrein?
Herman: “Onze inspecteurs werken met objectieve tools zoals checklists en een puntensysteem. Zo zorgen we voor uniforme, transparante controles. Die aanpak creëert vertrouwen, ook internationaal. Voedingsbedrijven kunnen hun processen optimaliseren in functie van duidelijke eisen en markten.
België is met haar havens een belangrijke toegangspoort tot Europa en daarbuiten. Een nauwe samenwerking tussen het FAVV en buitenlandse autoriteiten is cruciaal. Zo garanderen we een veilige en efficiënte handel in voeding, beschermen we de consument én ondersteunen we de export van Belgische voedingsbedrijven.
Een mooi voorbeeld is het handelsakkoord met China. Sommige Chinese producten krijgen toegang tot de Europese markt op basis van vastgelegde parameters. In ruil exporteren wij onderdelen van het varken die hier minder worden geconsumeerd – zoals poten en oren - maar die in China een echte delicatesse zijn.”
Belgische voeding hoort bij de meest veilige wereldwijd. Herman, kan je dat staven met een aantal cijfers?
Herman: “Tijdens onze controles in 2024 namen we 67.592 monsters af, waarvan 98% conform de regels zijn. Dat is een mooi getal, want 100% conformiteit ga je nooit vinden.”

Johan, waarom is België een stapje voor op vlak van voedselveiligheid?
Johan: “Dat hebben we te danken aan het gevalideerd autocontrolesysteem. Autocontrole is een van de pijlers van het Europese voedselveiligheidsbeleid. Voor alle bedrijven in de voedselketen is het verplicht om zo’n systeem in te voeren en te onderhouden.
Om nog beter te scoren op vlak van voedselveiligheid gaan we in België een stap verder, een rechtstreeks gevolg van de dioxinecrisis: bedrijven kunnen hun autocontrolesysteem vrijwillig extern laten valideren. Daarbij gaat het FAVV of een erkend certificeringsorganisme na of alle voedselveiligheidswetgeving correct wordt toegepast. Elke sector beschikt hiervoor over een eigen sectorgids.”
Wat zijn de voordelen van een gevalideerd autocontrolesysteem?
Johan: “Bedrijven met een gevalideerd ACS doen het opvallend beter tijdens controles van het FAVV. Zo krijgt 83% van hen geen enkele opmerking. Dat is 16% meer dan bij bedrijven zonder gevalideerd systeem.
Ze ontvangen niet alleen minder waarschuwingen en processen-verbaal, maar ook de kans op een zware sanctie halveert bijna: van 7,3% naar 3,2%. Het valideren van je ACS loont dus duidelijk, zowel op vlak van naleving als risicobeperking. Bovendien krijgen ze minder controles en krijgen ze een fikse korting op de FAVV-heffing. Nog twee goede redenen om hun autocontrolesysteem te laten valideren!”
Het FAVV is een voorloper wat betreft de toezicht op de Europese voedselveiligheid: zijn jullie klaar om de toekomstige uitdagingen aan te gaan met behulp van technologie?
Herman: “Zowel de overheid als voedingsbedrijven investeren volop in voedselveiligheid. We staan aan de vooravond van een technologische revolutie. Denk aan toepassingen zoals artificiële intelligentie, waarmee we risico’s sneller en preciezer kunnen inschatten dan ooit tevoren.
Waar we vroeger achteraf analyseerden met stalen of badges, kunnen we binnenkort realtime gegevens verzamelen. Met sensoren, camera’s en slimme analyses kunnen we bijvoorbeeld karkassen automatisch inspecteren. Zo evolueren we naar een efficiënter en minstens even betrouwbaar controlesysteem als dat van een dierenarts.”
Wat is er nodig om die technologie ook echt te implementeren?
Herman: “Vooruitgang vraagt investeringscapaciteit én aangepaste wetgeving. De technologie is er, maar Europa moet tegelijk haar regelgeving mee laten evolueren. Zonder dat, mogen we die tools niet gebruiken. Ook al zijn ze veiliger of efficiënter. In landen zoals Scandinavië gebeuren sommige controles al op afstand met camera’s. De volgende stap is om die beelden met AI te analyseren. Dat is geen sciencefiction, het is binnen handbereik. We moeten vooral vermijden dat we achterop hinken in Europa.
Als we niet oppassen, zitten we met een technologiehandicap die ook een concurrentiehandicap vormt. Dat is niet alleen een opdracht voor bedrijven. Ook de overheid moet over voldoende middelen beschikken om die technologie in haar processen te integreren. Zo kunnen inspecties zich toespitsen op bedrijven die echt extra aandacht vragen.”
Stoten sommige technologieën tegen bepaalde grenzen aan?
Johan: “Er zijn zeker nog heel wat vragen. Denk bijvoorbeeld aan Whole Genome Sequencing (WGS): een echte gamechanger waarmee voedselgerelateerde uitbraken sneller aan het licht komen. Deze analysetechniek laat toe om alles te linken met elkaar: van besmetting tot bedrijf. Maar de vraag is: hoever moeten we daarin gaan?”

Herman: “Met WGS kun je zelfs al vóór het product op de markt komt omgevingspathogenen opsporen en elimineren. Zo voorkom je besmettingen, zelfs als het om een eenmalige, sporadische salmonellabesmetting gaat. Als we technologie slim inzetten, kunnen we gerichter controleren en sneller ingrijpen waar het écht nodig is. Vandaag is dat nog niet rendabel of haalbaar voor elk bedrijf, maar dat komt wel. Eén ding is duidelijk: wie nu investeert in technologie, verlaagt niet alleen de risico’s, maar verhoogt ook de efficiëntie.
Wat is volgens jullie de grootste misvatting die leeft bij consumenten over voedselveiligheid?
Johan: “Veel mensen verwarren ‘gevaar’ met ‘risico’. Als er sporen van een chemische stof worden aangetroffen – zoals bij een recente studie over vleesvervangers – leidt dat al snel tot onrust. Maar het is belangrijk om te beseffen dat een gevaar pas een risico wordt als de blootstelling groot genoeg is. In de meeste gevallen is dat absoluut niet zo. Er is dus zelden écht een probleem voor de voedselveiligheid, ook al klinkt het in de media soms alarmerend.”
Herman: “De consument mag erop vertrouwen dat alles wat op de markt komt, veilig is. Als er wél iets misloopt, wordt er meteen ingegrepen via een recall. Wat vaak over het hoofd wordt gezien, is hoeveel verantwoordelijkheid de consument zelf nog draagt eens het product thuis is. Voedselveiligheid stopt niet aan de winkelkassa.”
Herman, jij geeft binnenkort de fakkel door en gaat met welverdiend pensioen. Wat was het meest merkwaardige of grappigste moment uit je carrière bij het FAVV?
Herman: “Wat mij altijd is bijgebleven, is hoe complex en verrassend de voedselketen soms in elkaar zit. Je komt dingen tegen die je nooit zou verwachten. Zo hadden we ooit een geval waarbij varkens in Nederland plots met vruchtbaarheidsproblemen kampten. Na onderzoek bleek de oorzaak een afvalstroom van een Iers anticonceptiebedrijf te zijn. Restanten van hormonen uit de pil belandden via een stroopachtig bijproduct in het veevoeder, met alle gevolgen van dien.
Een ander voorbeeld is de ‘paardenvlees-in-lasagne’-affaire in het Verenigd Koninkrijk. Toen we de route van het vlees onderzochten, zagen we dat de papieren administratie iets heel anders zei dan de werkelijke stroom van producten. Zulke incidenten tonen hoe ingewikkeld de keten is – en hoe belangrijk traceerbaarheid en controle blijven.
Het fascinerende is dat een fenomeen dat op het eerste gezicht niets met voeding te maken heeft, toch een enorme impact kan hebben op voedselveiligheid. Dat soort zaken zal me altijd bijblijven.”