De Nationale Bank van België voerde onlangs een ERMG-enquête uit. De ondervraagde voedingsbedrijven zien in januari een daling van hun omzetcijfer met 18% ten opzichte van normaal. Dit betekent een acteruitgang van 9 procentpunten ten opzichte van de enquête van december. Deze veel grotere negatieve impact valt waarschijnlijk te koppelen aan de langdurige sluiting van de horeca- en evenementensector.
Uit deze laatste enquête blijkt trouwens dat de voedingsindustrie de vijfde meest getroffen sector is, na de evenementensector en recreatieve activiteiten, de horeca, de luchtvaart en het wegverkeer.
2021 is een overgangsjaar – voor 2022 klaren de vooruitzichten op
Het verwachte omzetverlies in de voedingsindustrie voor 2021 is 9%, wat iets beter is dan het onderzoek in december werd aangaf (11%). Zoals de NBB opmerkt: “Ondanks de heel snelle productie van verschillende vaccins vraagt de vaccinatiecampagne tijd. Het wordt dan ook steeds duidelijker dat de gezondheidssituatie in België en in het buitenland alsook de beperkende maatregelen nog een ruimte tijd zal wegen op de omzet van de bedrijven.”
Voor 2022 wordt een herstel verwacht van de omzet, aangezien voedingsbedrijven "slechts" een omzetverlies verwachten van 4% voor dat jaar. Bedrijven geloven daarom dat 2021 een overgangsjaar zal zijn, met een gematigde omzetgroei ten opzichte van 2020, en dat 2022 het jaar zal zijn waarin hun omzet zich sterker zal herstellen (ook al zal het volgens de respondenten nog steeds onder het normale niveau liggen voor het hele jaar).
Bedrijven denken daarom dat 2021 een overgangsjaar zal zijn, met een gematigde omzetgroei ten opzichte van 2020, en dat 2022 het jaar zal zijn waarin hun omzet zich sterker zal herstellen (ook al zal het volgens de respondenten nog steeds onder het normale niveau liggen voor het volledige jaar).
Een gelijkaardig verloop is te zien voor de investeringsplannen. De gemiddelde ondervraagde onderneming verwacht dat zijn investeringen in 2021 22% onder het normale niveau zullen liggen. Dit staat gelijk aan een verdere verslechtering ten opzichte van de in de vorige enquête genoemde daling van de investeringen in 2020 (19%). In het onderzoek van januari werd voor het eerst gepeild naar de investeringsplannen voor 2022, en voor dat jaar wordt een afname met nog ‘slechts’ 9% gerapporteerd als gevolg van de als gevolg van de coronacrisis . Dat zou dus wijzen op een substantiële investeringsgroei in 2022 te opzichte van 2021.
Een reden tot bezorgdheid is het risico op faillissement. Niet meteen in de voedingsindustrie, waar het percentage bedrijven dat het risico loopt failliet te gaan relatief stabiel blijft en op een vrij laag niveau ligt. Maar indirect, als leverancier aan de horeca- en evenementensector, waar het geschatte percentage faillissementen respectievelijk rond de 30% en 25% ligt !
Dualiteit op de arbeidsmarkt: banencreatie en tijdelijke werkloosheid
Voor 2020 gaven de ondervraagde voedingsbedrijven een stijging aan van de werkgelegenheid met 1,0%, vergeleken met negatieve groeiramingen in vorige enquêtes. Hoewel dit op het eerste gezicht paradoxaal lijkt, kan deze nettobanencreatie worden verklaard door het feit dat enerzijds voedingsbedrijven waarvan het distributiekanaal voornamelijk bestaat uit supermarkten, voor sommige van hen een toename van hun activiteiten hebben geregistreerd, wat mogelijk tot extra aanwervingen heeft geleid. Aan de andere kant hebben bedrijven met een horeca- en exportgerichtheid veel te lijden gehad van de crisis en hebben ze hun toevlucht genomen tot tijdelijke werkloosheid. Tijdelijke werkloosheid heeft echter geen invloed op de ontwikkeling van de werkgelegenheid (de tijdelijke werklozen zijn nog steeds in dienst van het bedrijf).
Voor 2021 zijn ook de werkgelegenheidsverwachtingen voor de private sector verbeterd, van +1,4% in de enquête van december tot +2,7% vandaag. Beroep doen op uitzendwerk, hoewel slechts half zo groot als in de eerste golf van 2020, is in het begin van dit jaar toegenomen (5,4% in de laatste enquête tegenover 2,2% in de enquête van december).