Op 12 januari 2021 verscheen een wijziging van het ministerieel besluit van 28 oktober 2020 houdende dringende maatregelen om de verspreiding van het coronavirus COVID-19 te beperken. Je vindt hier de toelichting van de FOD WASO.
Het MB van 12 januari 2021 wijzigt onder meer artikel 3, dat betrekking heeft op werknemers (of zelfstandigen) die in het buitenland wonen of verblijven, en die tijdelijk in België worden tewerkgesteld. De werkgevers of gebruikers die deze personen tewerkstellen, zijn verplicht in het kader van de contactopsporing een register bij te houden met een aantal gegevens over deze personen (verblijfplaats, telefoonnummer en de personen waarmee de werknemer of zelfstandige tijdens zijn werk in België heeft samengewerkt). Deze verplichting was aanvankelijk uitsluitend van toepassing in 5 specifieke sectoren (bouw, schoonmaak, land- en tuinbouw en vleessector), maar wordt nu uitgebreid naar alle sectoren: alle werkgevers die tijdelijk werknemers of zelfstandigen uit het buitenland tewerkstellen in België (met uitzondering van werkgevers die natuurlijke personen zijn), moeten dus een dergelijk register bijhouden. Deze verplichting is niet van toepassing op grensarbeiders of wanneer het verblijf in België minder dan 48u duurt. Het register kan worden opgevraagd door de contactopsporingsdiensten en door de inspectiediensten (art. 3, §1 MB).
Bijkomend zijn deze werkgevers of gebruikers ook verplicht na te gaan of het PLF (Passagier Lokalisatie Formulier) door de werknemer of zelfstandige uit het buitenland werd ingevuld. Zo niet moeten zij erop toezien dat dat formulier ingevuld is voor de aanvang van het werk in België: ook deze verplichting is voortaan uitgebreid tot alle sectoren waar werknemers of zelfstandigen uit het buitenland tijdelijk worden tewerkgesteld (art. 3, §2 MB).
Verder moet de werknemer of zelfstandige uit het buitenland ook bewijs kunnen leveren van een negatieve covid-test die minder dan 72u voor de aanvang van zijn werkzaamheden in België is afgenomen (behalve als hij minder dan 48u in België verblijft of grensarbeider is). Het negatieve testresultaat kan worden gecontroleerd door de arbeidsarts en door de inspectiediensten. Ook deze verplichting geldt voortaan zonder onderscheid voor alle sectoren (art. 3, §3 en art. 21, §7, tweede lid MB).
Er wordt ook een nieuw artikel 3bis ingevoerd, dat de algemene verplichting oplegt aan alle personen die zich op de arbeidsplaats bevinden, om de verplichtingen inzake covid na te leven die zijn opgelegd door de bevoegde overheden, waarmee uiteraard de regels inzake quarantaine, testen en contactopsporing worden bedoeld die opgelegd worden door de deelstaten, maar bv. ook de regels inzake het PLF voor iedereen die terugkeert uit een rode zone. Op de arbeidsplaats kunnen de arbeidsartsen en de inspectiediensten aan alle betrokkenen vragen om bewijs te leveren dat zij deze verplichtingen naleven, bv. door het voorleggen van een negatief testresultaat in de situaties waar dat verplicht is.
Daarnaast worden er nog een aantal andere aanpassingen gedaan, die o.m. betrekking hebben op de toelating voor de rijscholen om opnieuw hun activiteiten op te starten, worden de reisbeperkingen vanuit het Verenigd Koninkrijk opgeheven, en wordt er verduidelijkt welke niet-inwoners niet over een negatief testresultaat moeten beschikken wanneer zij in het kader van hun functie naar België reizen vanuit een rode zone. Dit is o.a. het geval voor transportwerkers of vervoeraanbieders, met inbegrip van vrachtwagenchauffeurs die goederen voor gebruik op het grondgebied vervoeren of die alleen op doorreis zijn, zeevarenden, “Border Force Officers” van het Verenigd Koninkrijk en grensarbeiders (art. 21, §7, tweede lid MB).
Tenslotte voorziet het MB een aanpassing van artikel 22 dat de RSZ toelaat om bepaalde gegevens te verzamelen en daarop datamining en -matching toe te passen om opsporing en onderzoek van clusters en collectiviteiten te ondersteunen.
Deze maatregelen zijn in principe van toepassing tot 1 maart 2021.