E-nummers: volgens experts kunnen we nauwelijks zonder, zijn ze uitgebreid getest en veilig bevonden, maar toch lijken ze steeds minder geliefd. Bepaalde retailers slaan vandaag zelfs een lijst additieven in de ban, zelfs al werden die officieel goedgekeurd door de Europese Autoriteit voor de Voedselveiligheid. Hoe is het zover kunnen komen? Tijd om de mythes over additieven te doorprikken en hun functie onder loep te nemen.
Van fermenteren tot steriliseren
Mensen zochten van oudsher naar manieren om voeding veilig te bewaren. Lang voor er sprake was van additieven ging men voedsel roken, drogen, pekelen of fermenteren. Of men voegde ingrediënten toe, zoals bijvoorbeeld bij ingezouten vis of confituur met suiker. Deze methoden bleken efficiënt maar zijn niet op elk product toepasbaar. Soms veranderen ze ook de structuur en de smaak van de producten of staan ze haaks op de huidige tendens om minder vetten, suiker en zouten te gebruiken…
Met de industriële revolutie onderging ook voeding een ware revolutie. Dat was nodig, want ook de levensstijl van consumenten veranderde grondig. Tweeverdieners die wonen en werken in de stad vragen oplossingen op maat van hun noden. Dankzij technologische ontwikkelingen werd het mogelijk om producten langer te bewaren. Denk maar aan weckpotten, steriliseren, de opkomst van conserven en ja, ook die van additieven.
Het nut van E-nummers
Weinig consumenten lijken echt te weten wat die E-nummers zijn en waarvoor ze dienen. In essentie zijn het stoffen die producenten met een welbepaalde technologische reden toevoegen aan een product. Dit kan zijn als zoetstof, kleurstof, conserveermiddel, zuurteregelaar, antiklontermiddel, smaakversterker, enzovoort. Vaak zijn dezelfde stoffen van nature ook aanwezig in allerlei voeding. Wist je dat een appel van nature 10 verschillende “E-nummers” bevat? En dat het E-nummer E330 eigenlijk citroenzuur is, die van nature voorkomt in citrusvruchten?
Mogen producenten zomaar eender welk additief toevoegen? Nee, integendeel! De Europese wetgeving stelt expliciet dat ze geen gevaar mogen inhouden voor de gezondheid van de consument, ze de consument niet mogen misleiden én dat er een technische behoefte moet zijn. Verder moet een levensmiddelenadditief voordelen hebben voor de consument en aan één of meer van de volgende doeleinden beantwoorden:
- Instandhouding van de voedingskwaliteit van het levensmiddel;
- Levering van de benodigde ingrediënten of bestanddelen van levensmiddelen die voor groepen consumenten met speciale dieetbehoeften worden vervaardigd;
- Verhoging van de houdbaarheid of stabiliteit van een levensmiddel of verbetering van de organoleptische eigenschappen (wat men waarneemt met smaak-en reukzintuig);
- Vergemakkelijking van het vervaardigen, verwerken, bereiden, behandelen, verpakken, vervoeren of opslaan van levensmiddelen.
Alleen additieven die hieraan voldoen worden goedgekeurd en krijgen een befaamd E-nummer. Ze komen dan op een positieve lijst die momenteel zo’n 300 additieven telt.
Additieven zijn veilig
Je zou dus kunnen stellen dat een E-nummer een soort veiligheidsgarantie is. Het is de Europese Autoriteit voor de Voedselveiligheid (EFSA) die o.a. ook de veiligheid van additieven beoordeelt. EFSA gaat daarbij niet over één nacht ijs, maar evalueert systematisch ieder mogelijk nieuw additief alvorens een al dan niet gunstige opinie af te leveren. En daarna volgt nog een periodieke re-evaluatie: zo verwachten we tegen 2020 de resultaten van een her-evaluatie die momenteel loopt. Het EFSA maakt bovendien steeds gebruik van alle beschikbare studies en van de expertise van een grote groep wetenschappers. Dat verklaart waarom EFSA niet bij elk onheilsbericht in de kranten zomaar van koers verandert: één studie is zelden een solide basis voor een correcte aanbeveling.
Zelfs water is potentieel giftig
EFSA bepaalt voor elk additief een aanvaardbare dagelijkse innamelimiet of ADI. De ADI is de hoeveelheid van een stof die mensen dagelijks mogen innemen gedurende hun hele leven zonder blootgesteld te worden aan gezondheidsrisico’s. In principe is elke stof potentieel ‘giftig’, zelfs water. Alles hangt af van de concentratie, daarom wordt er een ADI opgesteld en verschilt die van stof tot stof.
Een domein waar het EFSA zich de laatste jaren in zijn onderzoek meer op toespitst is het cocktaileffect, dit wil zeggen de invloed van mengsels van stoffen en hun gecombineerde invloed. Het is duidelijk dat hierover meer onderzoek nodig is, maar vandaag is er geen enkele aanwijzing dat zo’n cocktaileffect negatieve gezondheidseffecten zou hebben.
Vertrouwen (terug)winnen
Ondanks al die checks en voorzorgen lijkt een groeiende groep consumenten het vertrouwen in de door EFSA geëvalueerde E-nummers te verliezen. De verwarring die verschillende voedingsgoeroe ’s zaaien, vaak zonder enige ernstige wetenschappelijke basis, brengt consumenten aan het twijfelen. Kunnen we echt wel vertrouwen in die vreemd klinkende namen? Het is duidelijk: er is werk aan de winkel om consumenten beter vertrouwd te maken met de samenstelling van onze voeding. Te beginnen in het onderwijs waar meer aandacht naar voeding moet gaan, maar evenzeer door de voedingsindustrie zelf.
Wat ons niet de juiste aanpak lijkt is de weg die bepaalde retailers vandaag bewandelen door additieven als gevaarlijk te bestempelen. De commerciële overwegingen hierachter zijn duidelijk, maar hoe geloofwaardig is het om additieven te bannen die werden geëvalueerd door EFSA en toegelaten worden door het Europees Parlement en de Europese Raad?
Gezien de evaluatie door EFSA houdt het alvast geen steek te beweren dat hiervoor het voorzorgsprincipe geldt. De General Food Law Verordening bepaalt immers dat het voorzorgsbeginsel enkel toegepast kan worden (door de bevoegde overheden!) bij wetenschappelijke twijfel. Ingeval EFSA een ADI toekent aan een additief houdt dit in dat EFSA oordeelt dat er daartoe voldoende wetenschappelijke basis is.
Zijn er alternatieven?
Elke producent is uiteraard vrij om te werken aan de samenstelling van zijn producten om tegemoet te komen aan de wensen van de consument. Ook tal van Fevia-leden geven aan mee te stappen in de “Clean Label” trend waarbij ze innovatie inzetten om E-nummers te schrappen. In bepaalde gevallen kan bijvoorbeeld een andere verpakking helpen om een langere bewaring te garanderen. Maar de opties zijn niet eindeloos en mogen geen misleiding van de consument inhouden.
Fruit- of groentesapextracten kunnen bepaalde kleurstoffen vervangen. Toch worden deze extracten soms ook toegevoegd omwille van hun technologische functie en bijgevolg hun werking als additief. Zo’n toepassingen moeten geval per geval bekeken worden, maar men moet vermijden een goedgekeurd en veilig additief te vervangen door een extract met een ongekende samenstelling en met niet onderzochte mogelijke neveneffecten. Laten we met de nodige voorzichtigheid omgaan met het gebruik van dergelijke extracten.
Tijd voor een correct debat
Rond E-nummers doen kortom veel mythes de ronde. De waarheid is dat ze behoren tot de meest gecontroleerde producten, dat ze zorgen voor een betere bewaring en tal van andere functies en dat ze moeilijk te vervangen zijn. Laten we dus een eerlijk debat voeren over voeding en gezondheid: hoe zorgen we ervoor dat hedendaagse consumenten met hun drukke levensstijl en specifieke noden toch evenwichtiger gaan eten en leven? Om daarbij enkel additieven onder de loep te nemen, is duidelijk niet de oplossing. De voedingsindustrie wil de handschoen opnemen en werkt volop aan innovatie.