Om de voedingsinflatie te bestrijden heeft de Franse minister van Economie en Financiën, Bruno Lemaire, ingegrepen en heeft hij van de "grote fabrikanten" de toezegging gekregen dat ze hun verkoopprijzen vanaf 1 juli zullen verlagen. Zou het niet wenselijk zijn dat de overheid ook bij ons een prijs plafond invoert? Liever niet ! Fevia ziet 4 redenen: een extra druk op de leverancier op korte termijn, gevolgen voor investeringen en werkgelegenheid op middellange termijn, een momenteel gerechtvaardigde voedingsinflatie en de koopkracht die grotendeels beschermd wordt door de automatische indexering van de lonen. Er bestaan echter wel maatregelen die we kunnen toepassen om een prijsverlaging door te voeren. We leggen ze uit in dit artikel.
De Franse regering treedt op als machtige bemiddelaar
Eerst en vooral het kader van handelsbesprekingen bij onze buren verschilt sterk met de onze. Er bestaat al een strikte omkadering op wettelijk niveau (wetten “Egalim”). Zo wordt de termijn van jaarlijkse onderhandelingen wettelijk vastgelegd en die bepalen dat deze afgerond moeten zijn op 1 maart.
Om de inflatie op fast moving consumer goods vóór de zomer van 2023 te verlagen verbonden de grote voedingsmiddelenfabrikanten zich er in Frankrijk toe om op verzoek van de Franse regering de handelsbesprekingen met de grootdistributie voor eind mei te heropenen. Daarvoor werden bepaalde richtlijnen in het leven geroepen: de verkoopprijs van hun producten moet in overeenkomsten die voor 1 maart 2023 zijn ondertekend met meer dan 10% zijn gestegen ten opzichte van eerdere overeenkomsten die van kracht waren. Ze moeten ook een daling van de kosten van één van hun productiemiddelen verkregen hebben die met name sinds 1 maart 2023 een invloed hebben gehad van meer dan 20% op de productieprijs.
Belangrijk is dat hier KMO’s worden uitgesloten van de heronderhandelingen.
Dit initiatief van de Franse regering is eigenlijk een spiegelbeeld van het initiatief dat genomen werd bij het begin van de oorlog in Oekraïne. Er werd toen al snel duidelijk dat de productieprijzen door het dak schoten. De commerciële onderhandelingen tussen voedingsproducenten en supermarkten was nog maar net afgerond op1 maart 2022 en de regering had alle spelers al teruggefloten. Ze droegen hen om vanwege de stijgende productiekosten nieuw onderhandelingen op te starten. De Franse minister van Landbouw verklaarde dat, -door de belangrijke veranderingen van het economische landschap, aan de grootdistributie gevraagd werd om op basis van een transparante en constructieve dialoog de contracten die hen binden aan talrijke leveranciers aan te passen.
De niet bindende interventie van de Franse overheid vond dus 2 maal plaats: ten eerste om de concurrentiekracht van landbouwers en voedingsbedrijven veilig te stellen, ten tweede om de koopkracht te ondersteunen.
Bovendien steunt de Franse regering haar bedrijven sinds juli 2022 met miljarden aan directe steun om de uitzonderlijke stijging van de energieprijzen te compenseren. En vandaag richt ze een fonds van 500 miljoen euro op om de landbouw en de voedingsindustrie te helpen bij de overgang naar duurzaamheid en energie-efficiëntie en om het concurrentievermogen en de voedselsoevereiniteit te bevorderen. In België is de steun van de overheid, zowel federaal als regionaal, laat gekomen en zeer beperkt in omvang.
Bij ons werkt de Kamer aan prijscontroles
Er zijn twee wetsvoorstellen in verband met voedingsprijzen ingediend, één vanuit de PVDA-fractie, een andere vanuit de PS-fractie. Ze beogen de uitvoerende macht in staat te stellen de prijzen te controleren in geval van een specifiek probleem met betrekking tot prijzen of marges of als een abnormale evolutie van de prijzen op de markt wordt vastgesteld.
Na een grondige analyse heeft Fevia een negatief advies uitgebracht op deze wetsvoorstellen. Het bevriezen van prijzen of het opleggen van een maximumprijs voor voedselproducten beantwoord in niets aan de uitzonderlijke situatie waar we vandaag mee te maken hebben. In tegenstelling, het fixeren van een maximumprijs zal een negatief effect hebben op de economie en op het einde van de rekening voor de consumenten, deze wetsvoorstellen dienen specifiek om hen te beschermen. Deze wetsvoorstellen missen dus hun doel. De belangrijkste redenen zijn:
Op korte termijn zal er bijkomende druk op de (kleine) leveranciers terecht komen
Supermarkten hebben een onevenredige onderhandelingspositie ten opzichte van landbouwers en voedingsproducenten. Die laatsten zullen immers klem komen te zitten tussen de bevriezing van de verkoopprijzen aan de consument en de stijging van hun productiekosten. De rendabiliteit van de productie zou in gevaar komen en tot het tijdelijk stilleggen van de productie kunnen leiden, met impact voor de voedselvoorziening.
Op middellange termijn komen de investeringen en jobs onder druk
Rendabiliteit en concurrentiekracht gaan hand in hand. Een daling van de margevoet gaat ten koste van o.a. investeringen die noodzakelijk zijn om het concurrentievermogen, de innovatie en de jobs van morgen te garanderen en om antwoorden te bieden aan duurzaamheidsdoelstellingen en de wijzigende behoeften van de consument.
Er is geen irrationele inflatie, wel integendeel
De voedingsproducenten hebben de kostenexplosie waarmee ze geconfronteerd werden maar gedeeltelijk en vaak met veel vertraging kunnen doorrekenen. Cijfers van het Prijzenobservatorium tonen bovendien aan dat, hoe dichter een voedingsproducten in de keten bij de consument zit, hoe minder hij de kostenstijgingen doorgerekend krijgt.
De koopkracht van de consumenten wordt al ondersteund door de bedrijven
De automatische loonindexering beschermde de consument bij forse stijgingen van energieprijzen vorig jaar en de huidige stijging van de voedingsprijzen. Maar de keerzijde is dat die loonindexering betaald wordt door de bedrijven en zo weegt op hun competitiviteit en rendabiliteit en op zijn beurt opnieuw bijdraagt aan hogere prijzen.
Laten we in plaats daarvan kiezen voor maatregelen die concurrentievermogen en koopkracht combineren
Garder les prix sous contrôle passe par des mesures réfléchies visant à éliminer les handicaps structurels tels que le handicap salarial de 25 %, un coût de l'énergie plus élevé et une lasagne fiscale indigeste qui renchérit le coût de nos produits. Fevia formule quatre propositions :
Om de prijzen onder controle te houden moeten doordachte maatregelen genomen worden om de structurele handicaps, zoals een loonkostenhandicap van 25%, hogere energiekosten en een onverteerbare fiscale lasagne die hun producten duurder maken, weg te werken. Fevia doet vier voorstellen:
Houd Belgische producten betaalbaar tegenover buitenlandse producenten
Beleidsmakers kunnen ingrijpen door bijvoorbeeld de bestaande verpakkingstaks zeker niet uit te breiden, maar om te vormen tot een stimulerend instrument op vlak van duurzaamheid. Ook het recente voorstel voor een btw-verhoging op voeding in het kader van de fiscale hervorming is absoluut uit den boze, want het zal de prijzen van voeding en dranken nog verder doen stijgen.
Vermijd goldplating en houd regelgeving en administratieve lasten werkbaar
De omzetting door drie gewesten van de nieuwe Europese regels rond zwerfvuilkosten is een concreet voorbeeld. Belgische voedings- en drankenproducenten kijken aan tegen een bijkomende financiële last die liefst 5 keer hoger ligt dan in onze buurlanden! Andere Europese landen pakken dit geheel anders aan.
Zorg voor betaalbare jobs en voor geschikte arbeidskrachten
Om werkgelegenheid te blijven aanmoedigen en de productiekosten terug te dringen, moeten de loonkosten dringend naar omlaag via een structurele vermindering van de RSZ-werkgeversbijdragen, met focus op de lage en de middellonen. Het is immers voor dit segment dat de huidige forse loonkostverhoging een zeer negatief tewerkstellingseffect heeft.
Versterk eerlijke relaties in de keten
Alle producenten moeten van de bescherming van de UTP-wet genieten want “unfair is unfair, no matter the size”. Wanpraktijken hebben een weerslag voor alle producenten die samenwerken, ook de kleine spelers. Fevia vraagt ook om de mogelijkheid om te heronderhandelen bij onvoorzienbaarheden, de zogenaamde “imprevisieleer”, niet contractueel te kunnen uitsluiten. Verder vraagt de sector ook om misbruik van de-listing (d.i. het uit de rekken halen van producten van een producent) als drukkingsmiddel of represaille te verbieden en om logistieke boetes binnen redelijke grenzen te houden (proportioneel met de geleden schade zoals in Frankrijk).