Verslag van de experten "koopkracht en concurrentievermogen": blablabla of gogogo?

26.07.2022

Op donderdag 28 april heeft de regering een groep van experten rond “koopkracht en concurrentievermogen” opgericht. Deze groep heeft tot taak de federale regering aanbevelingen te doen en actie te ondernemen om het hoofd te bieden aan de inflatie en de economische uitdagingen in verband met de oorlog in Oekraïne. Begin juli heeft deze groep van experten zijn verslag gepubliceerd.

Welke maatregelen worden aan de regering aanbevolen?

De experten waarschuwen dat de stijgende energieprijzen en de daaruit voortvloeiende loon-prijsspiraal kunnen leiden tot een verlies aan concurrentievermogen van de Belgische bedrijven ten opzichte van hun buitenlandse concurrenten. Daarom bevelen zij verschillende maatregelen aan om de bedrijven te ondersteunen. 

Drie maatregelen in het bijzonder trokken onze aandacht. 

Toepassing van een moratorium op bankkredieten

Dit moratorium zou kunnen beslist worden voor bedrijven die te lijden hebben onder de hoge energiekosten, zodat er voldoende liquiditeit is om deze crisis te boven te komen. Deze maatregel zou vooral gericht zijn op energie-intensieve industrieën, maar ook op kmo’s. Het kan worden aangevuld met door de staat gegarandeerde leningen. Als de economische situatie in het najaar verslechtert (energietekorten, verdere verstoringen van de bevoorradingsketen), kunnen het bankmoratorium en de door de staat gegarandeerde leningen tijdelijk worden uitgebreid tot een groter aantal bedrijven, zoals tijdens de COVID-periode. 

Activering van de kaderregeling rond rechtstreekse steun aan ondernemingen 

De Europese Commissie heeft in april een tijdelijk crisiskader goedgekeurd dat de lidstaten in staat stelt (onder bepaalde voorwaarden) rechtstreekse steun te verlenen aan ondernemingen. België heeft dit kader nog niet geactiveerd, in tegenstelling tot andere lidstaten. De verschillende anti-inflatieplannen in Europa zullen echter de concurrentievervalsing tussen de Europese landen verhogen. De activering van dit kader zal daarom de gevolgen voor het gelijke speelveld in de interne markt beperken. 

Stimulansen voor energie-efficiëntie voor bedrijven

Op middellange termijn moeten bijkomende maatregelen worden genomen om de Belgische ondernemingen aan te moedigen hun energie-efficiëntie te verhogen. Dit zou twee voordelen hebben: ten eerste zou het de afhankelijkheid van ingevoerde energie beperken en ten tweede zou het bijdragen tot de vermindering van onze CO2-uitstoot. De experten stellen daarom versnelde afschrijvingsregelingen voor groene investeringen en door de staat gegarandeerde leningen voor de financiering daarvan voor. Merk op dat deze maatregel niet onmiddellijk helpt, aangezien bedrijven hun investeringen eerder terugschroeven om de huidige crisis het hoofd te bieden.

Waarom moeten deze maatregelen dringend worden uitgevoerd?

Drie redenen: het verlies aan concurrentievermogen beperken, onze ondernemingen wat liquiditeitsruimte geven en (tijdelijke) sluitingen vermijden.

Toenemend verlies van concurrentievermogen

Zeventien lidstaten hebben het tijdelijke crisiskader van de EU al geactiveerd. Van de buurlanden hebben Frankrijk en Duitsland steunmaatregelen genomen in de vorm van subsidies en kredietfaciliteiten. De meeste van hun energie-intensieve voedingsbedrijven zullen deze kunnen gebruiken. Zonder dergelijke steun in België zullen onze ondernemingen een enorm verlies aan concurrentievermogen lijden ten opzichte van hun concurrenten in de buurlanden.

Bovendien mag worden verwacht dat de werknemers in andere landen erin zullen slagen het verlies aan koopkracht te compenseren, maar dit proces zal waarschijnlijk trager verlopen dan in België, waar de loonindexering automatisch plaatsvindt. Intussen zal onze loonachterstand, die in 2020 al ongeveer 24% bedraagt, nog toenemen.

Geld nodig om de crisis door te komen

Uit een analyse van Graydon voor de voedings- en drankensector blijkt dat 93% van de bedrijven voor de crisis in (zeer) goede vorm verkeerde. Wanneer we echter kijken naar de schokbestendigheid van bedrijven in de sector, zien we dat slechts 34,9% van de bedrijven goed in staat is een toekomstige schok op te vangen. Anderzijds is 39,5% van de ondernemingen onvoldoende bestand tegen schokken.

Wat de werkgelegenheid betreft, blijkt dat 97,3% van het totale aantal voltijdsequivalenten (VTE) in de sector gevestigd is in bedrijven die er voor de crisis (zeer) goed voor stonden. Als we kijken naar de schokbestendigheid, zien we dat het aandeel VTE’s dat werkzaam is in schokbestendige bedrijven slechts 36,4% bedraagt. 36,2% van de werkgelegenheid in de sector is in bedrijven met een zeer geringe schokbestendigheid.
Een op de vier bedrijven, goed voor meer dan een derde van de werkgelegenheid, is dus een bedrijf dat voor de crisis zeer gezond was, maar dat door een gebrek aan overtollige reserves na een schok met een acuut liquiditeitstekort kampt.

Marges in het rood

Op macroniveau weest de Nationale Bank (NBB) op de sterke stijging van de winstgevendheid van bedrijven in België sinds 2015, wat haar tot de conclusie bracht dat bedrijven over aanzienlijke buffers beschikken om een verlies aan concurrentievermogen op te vangen. Enerzijds zijn deze conclusies in het algemeen te voorbarig (zie ons artikel over dit onderwerp), anderzijds geeft de NBB niettemin aan dat deze buffer niet onbeperkt is. 

En voor veel voedingsbedrijven kan helaas worden gezegd dat de grenzen zijn bereikt. Sinds 2016 is de brutoproductiemarge (in de nationale rekeningen gedefinieerd als de verhouding tussen het bruto/netto exploitatieoverschot en productie) namelijk bijna constant gedaald. Indien de productiekosten op het huidig niveau blijven, wat een zeer aannemelijke veronderstelling is, zal de rentabiliteit van de voedingsindustrie zelfs een historisch dieptepunt bereiken (5,80% voor de brutomarge en 1,99% voor de nettomarge).

Volgens onze prognoses zal het verschil tussen de bruto-en nettomarge, die overeenkomt met de afschrijving (verbruik van vaste activa), in 2022 het laagste zijn dat ooit in de afgelopen 25 jaar is geregistreerd. Dit bevestigt dat investeringen noodzakelijkerwijs een aanpassingsvariabele zijn om de opeenvolgende crisissen van de laatste jaren te doorstaan.

En dus niets over automatische loonindexering?

Ja en nee.

Zeker, de experten stellen de sociale partners en de regering voor om:

  1. De ontwikkeling van het concurrentievermogen (met inbegrip van het effect van de automatische loonindexering) en de winstmarges van de ondernemingen op de voet volgen, om te beoordelen of en wanneer een correctie nodig is.
  2. De prijsstijging voor elektriciteit en gas verder afvlakken zodat zij geleidelijker in de consumentenprijsindex tot uiting komen. 
  3. Nagaan of het mogelijk is het indexeringstempo tussen de verschillende categorieën werknemers aan te passen/harmoniseren, en de “gezondheidsindexcorrectie” aan te passen, aangezien deze correctie haar beperkingen heeft getoond door uitsluitend te focussen op de benzineprijzen, in een wereld waar de elektrificatie van de auto’s terrein wint.

Maar deze maatregelen hebben geen betrekking op het automatische indexeringsmechanisme zelf, noch structureel, noch tijdelijk. Zij hebben alleen tot doel de schadelijke gevolgen van de wisselvalligheid van de elektriciteits- en gasprijzen te “verzachten”. Wanneer men weet dat de loonindexering in de voedingsindustrie volgens de laatste inflatievoorspellingen van het Federaal Planbureau vandaag 8,29% zal bedragen, lijkt het dringend noodzakelijk drastischere maatregelen te nemen. Het VBO pleit daarom voor een aantal maatregelen om de loon-prijsspiraal te stoppen en de inflatie te matigen. Lees ons artikel over dit onderwerp hier.

Zijn alle voorgestelde maatregelen goed?

Zeker niet!

Afschaffing van zakelijke tankkaarten

Als onderdeel van de maatregelen om het energieverbruik te verminderen, stellen experten voor om “tankkaarten” voor niet-zakelijke reizen te beperken of zelfs af te schaffen. Subsidies voor bedrijfsauto’s (die worden verleend via een verlaagd belastingtarief) bestaan namelijk uit drie componenten: (i) aankoop van een auto, (ii) zakelijke mobiliteit en (iii) niet-zakelijke mobiliteit. De experten zijn van mening dat de derde component de minst verdedigbare is en een groter voordeel biedt naarmate de energieprijzen stijgen. Bovendien wordt het toegekend aan mensen die het gemiddeld relatief beter hebben.

Het voorstel dient daarom zowel distributie- als energie-efficiëntiedoeleinden. 

Het probleem is dat de toekenning van een bedrijfswagen en van een tankkaart integraal deel uitmaken van het loon van een werknemer. Indien dit voordeel zou worden afgeschaft, zou het elders moeten worden gecompenseerd. Gezien de zeer hoge belasting op arbeid in België, vooral in vergelijking met de buurlanden, is het echter ondenkbaar dat deze zou worden “omgezet” in een gewone bezoldiging. Dit zou voor de werkgevers een onbetaalbare extra kostenpost betekenen, waardoor velen van hen onze grenzen zouden verlaten.

BTW op gas en elektriciteit omzetten in accijnzen

Wat de verlaging van de BTW op gas en elektriciteit van 21% naar 6% betreft, wijzen de experten op verschillende positieve punten: de snelheid en gemak van de tenuitvoerlegging, het positieve effect op het concurrentievermogen door het afzwakken van de inflatie en de loon-prijsspiraal en ten slotte het onmisbare karakter van energie (althans in een eerste instantie). Er zijn echter verschillende negatieve punten: de hoge kosten voor de overheidsfinanciën, het niet-gerichte karakter van de maatregel die iedereen ten goede komt, ook degenen die niet sterk door de stijging van de energieprijzen worden getroffen, en ten slotte de verzwakking van het prijssignaal dat anders de energieconsumenten ertoe zou aanzetten zo efficiënt mogelijk te werken.

Gezien de nadelen lijkt het handhaven van de BTW op elektriciteit op 6% zonder verdere wijzigingen geen goed langetermijnbeleid. Gezien de voordelen pleiten experten er niettemin voor dat een eventuele toekomstige verhoging van de verbruiksbelastingen op elektriciteit afhankelijk moet worden gesteld van een aanzienlijke daling van de olie- en gasprijzen. Daarbij moet ook rekening worden gehouden met de volgende drie overwegingen:

Ten eerste moet een bepaald deel van het basisgebruik van elektriciteit als een noodzaak worden beschouwd en moet daarop dus een permanent verlaagd belastingtarief worden toegepast om te voorkomen dat de energiearmoede weer de kop opsteekt als de elektriciteitsprijzen weer stijgen. 

Ten tweede, een herijking van de eindprijzen na belasting voor elektriciteit en gas om particuliere en overheidsinvesteringen in elektrische verwarming via warmtepompen aan te moedigen. Dit zou niet alleen de CO2-uitstoot verminderen, maar ook gezinnen helpen zich te verzekeren tegen toekomstige schokken in de olie- en gasprijzen.

En ten derde, maximale vereenvoudiging van gas- en elektriciteitsrekeningen.

Aangezien de BTW-tarieven voor Europa sterk gereglementeerd zijn en niet veel variatie toelaten, zou de herinvoering van belastingen op het elektriciteitsverbruik bij voorkeur de vorm moeten aannemen van accijnzen, in plaats van BTW. Als de elektriciteitsprijzen in de toekomst dalen, kan de overheid de prijsdaling gedeeltelijk compenseren met hogere accijnzen, in de geest van een kliksysteem.

Maar pas op! Ten eerste is de BTW voor bedrijven volledig aftrekbaar, maar accijnzen zijn dat niet. Om te vermijden dat de verschuiving naar een gemengde energiebelasting nadelig is voor bedrijven (vooral energie-intensieve bedrijven), moet een differentiatie van de accijnzen tussen huishoudens en bedrijven worden overwogen. Ten tweede is een verschuiving van de lasten naar aardgas zonder de mogelijkheid van elektrificatie (netwerk nog niet volledig, technologie nog niet klaar, alternatieven niet beschikbaar,...) niet wenselijk.

Conclusie: actie!

Tot dusver heeft de politiek veel aandacht besteed aan de koopkracht van de huishoudens. En terecht, gezien de soms dramatische gevolgen van de verhoging van de prijzen voor gas en elektriciteit. Maar ook bedrijven verdienen hun deel van de steun. Voor velen is de situatie niet minder moeilijk. Het behoud van het concurrentievermogen is een doeltreffende manier om de koopkracht te ondersteunen. Op korte termijn zal een steunplan helpen om zoveel mogelijk van de 98.000 banen in de voedingsindustrie veilig te stellen. Op middellange termijn zal het investeringen ondersteunen die van essentieel belang zijn voor de ecologische overgang en de innovatie in het voedselsysteem van morgen.